Systematiek industrielawaai Wgh

Zonering van een industrieterrein volgens de Wet geluidhinder is het ruimtelijke scheiden van (grote) lawaaimakers en geluidsgevoelige objecten. Deze scheiding ontstaat door het vaststellen van een zone rondom het industrieterrein waarin het toelaten van geluidsgevoelige objecten enkel onder voorwaarden mogelijk is.

Deze pagina gaat in op de volgende onderwerpen:

Andere relevante onderwerpen (op andere webpagina's) zijn:

Ook kunt u informatie vinden in de Vragen en antwoorden.

Inleiding

De basis van de zonering voor industrielawaai is het bestemmingsplan. Er is sprake van een industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder (art. 1 Wgh) als in het bestemmingsplan voor een bepaald terrein:

  • in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen
  • én waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van 'grote lawaaimakers'

Om verwarring met spreektaal te vermijden wordt in het algemeen gesproken over 'gezoneerd industrieterrein'. In onderdeel D van Bijlage I Bor is vastgelegd welke inrichtingen als grote lawaaimaker moeten worden beschouwd. Volgens art. 40 Wgh moet tegelijk met het ontstaan van een industrieterrein een zone rond het industrieterrein vastgelegd worden. Daarbij geldt volgens hetzelfde art. 40 Wgh (en art. 53 voor bestaande zones) dat buiten de zone de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Buiten de zone gelden er geen beperkingen voor (geluidsgevoelige) bestemmingen. Binnen de zone zijn er wel beperkingen voor het bestemmen van geluidsgevoelige bestemmingen. Voor woningen en andere geluidsgevoelige objecten in de zone geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Door een 'hogere waarde procedure' kan een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen. Deze verhoging is mogelijk tot een maximale ontheffingswaarde. Deze maximale ontheffingswaarde is afhankelijk van de situatie (zoals nieuwe of  bestaande woningen).

Grenzen van industrieterrein en zone

Een gezoneerd industrieterrein is in ieder geval voor een deel bestemd voor de vestiging van grote lawaaimakers. Naast grote lawaaimakers kunnen ook voor andere type inrichtingen en functies bestemde gronden onderdeel zijn van het industrieterrein (art. 1). De gemeente kan het gezoneerde industrieterrein dus verder ordenen door sommige delen niet voor "grote lawaaimakers" te bestemmen. Dit ordenen van de locatie van bedrijven wordt ook wel inwaarts zoneren genoemd.

Het opnemen van de zone in het bestemmingsplan biedt duidelijkheid over de afbakening van het terrein (binnenste begrenzing). Bijvoorbeeld in situaties waarbij gronden met de bestemmingen "bedrijf-grote lawaaimaker",  "bedrijf", "maatschappelijk" en/of "water" naast elkaar liggen. Voor het vastleggen van de begrenzing van de zone bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (bijlage 5, Rsro 2012) de gebiedsaanduiding "geluidzone – industrie". Deze gebiedsaanduidingen wordt op de digitale verbeelding van het bestemmingplan weergegeven.

De begrenzing van de vigerende zone is opgenomen in het zonebesluit of het bestemmingsplan. Deze meeste zonebesluiten hebben geen rechtskracht meer omdat de zone uit dat besluit inmiddels (gewijzigd) in een bestemmingsplan is opgenomen.

Verandering van een industrieterrein

Het veranderen (verkleinen, vergroten of opheffen) van een industrieterrein kan alleen via een bestemmingsplan waarbij het industrieterrein verkleind, vergroot of opgeheven wordt. Hieronder worden deze verschillende mogelijkheden besproken.

Vergroting van het industrieterrein

Een vergroting van het industrieterrein wordt via een bestemmingsplan geregeld. Daarbij ligt het voor de hand om naast de wijziging van de bestemming van de gronden én de vergroting van de binnenste begrenzing van de zone ook de buitenste grens van de zone naar buiten te verplaatsen (zie hiervoor "Verandering van een zone"). Zonder deze verplaatsing van de buitenste zonegrens kunnen de nieuwe gronden enkel in gebruik genomen worden als er nog ongebruikte geluidsruimte beschikbaar is. De voorwaarde "dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A)"(art. 40) voor "nieuwe" geluidszones en art. 53 voor bestaande geluidszones) blijft dan immers een beperkende factor van gelijke omvang.

Verkleining van het industrieterrein

Via een bestemmingsplan kan het industrieterrein verkleind worden.  Dit kan bereikt worden door wijziging van de bestemming van de desbetreffende gronden én de aanpassing van de binnenste begrenzing van de zone. Als de buitenste grens van de zone niet naar binnen wordt verplaats is voor het nieuwe kleinere industrieterrein meer geluidsruimte beschikbaar. Een verkleining van een industrieterrein is in feite een gedeeltelijke opheffing van het industrieterrein. Voor de consequenties daarvan, met name als er zich nog een grote lawaaimaker bevindt op het "op te heffen deel", wordt verwezen naar "Verandering van een zone".

Opheffing van het industrieterrein

Wanneer een bestemmingsplan regelt dat zich op het 'oude' industrieterrein geen grote lawaaimakers meer mogen vestigen, is er sprake van het opheffen van een industrieterrein. In een dergelijke situatie zal dan ook de zone worden opgeheven: zonder een gezoneerd industrieterrein vervalt het bestaansrecht van een zone. Voor het opheffen van een zone en de consequenties daarvan wordt verwezen naar "Verandering van een zone".

Geluidszones en Bestaande geluidszones

In de Wet geluidhinder wordt voor industrielawaai onderscheid gemaakt tussen Geluidszones (Afdeling 1, Hoofdstuk V) en Bestaande Geluidszones (Afdeling 2, Hoofdstuk V). Onder een bestaande zone wordt een zone verstaan rond een industrieterrein dat op 1 januari 2007 bestond (art. 52). Voor veel aspecten is er geen verschil tussen "Geluidszones" en "Bestaande geluidszones" zoals voor de vergroting, verkleining en opheffing van zones. De verschillen liggen vooral in het geboden beschermingsniveau en de sanering (bij bestaande geluidszones). Bij bespreking van de onderstaande onderwerpen worden, waar nodig, de verschillen tussen (nieuwe)geluidszones en bestaande geluidszones aangegeven.

Verandering van een zone

Een zone (rond een industrieterrein) kan alleen worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling van een bestemmingsplan (art. 41 lid 1). Opheffen van een zone is natuurlijk alleen mogelijk als de bestemming van het terrein zo wordt gewijzigd dat het geen gezoneerd industrieterrein meer is. Grote lawaaimakers mogen zich dan niet meer vestigen.

Het vaststellen van een bestemmingsplan is in principe de bevoegdheid van de gemeenteraad. Door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan op basis van art. 3.6 lid 1 onder a Wro kan ook B&W de zone wijzigen. In het moederplan (waar de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen) moet aannemelijk worden gemaakt dat de zone op termijn gewijzigd kan of moet worden, wat de reden daarvoor is, enzovoort.

Vergroting van de zone

De gemeente kan de zone vergroten door de buitenste grens van de zone naar buiten te verplaatsen. De bedoeling van een vergroting van een zone (door middel van een vaststelling van een bestemmingsplan) is dat een bestaand gezoneerd industrieterrein meer geluid mag produceren of om een bestaand industrieterrein uit te breiden. Deze verhoging van de geluidsbelasting door het industrieterrein (door vergroting van de zone) heeft natuurlijk consequenties voor de woningen en andere geluidsgevoelige objecten in het bestaande én het nieuwe gedeelte van de zone. Bij de vergroting van de zone zullen de akoestische gevolgen voor de geluidsgevoelige objecten daarom in kaart gebracht moeten worden (art. 42).

Daarnaast zullen deze objecten een hogere waarde (in het nieuwe gedeelte van de zone) of een verhoging van de bestaande hogere waarde (voor objecten binnen de bestaande zone) moeten krijgen. Gebeurt dit niet dan blijven voor die objecten de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) of de bestaande hogere waarde gelden. Hierdoor heeft de vergroting van de zone weinig zin. In art. 46 voor (nieuwe) geluidszones en art. 55 voor bestaande geluidszones wordt geregeld dat de hogere waarden voor woningen binnen de (nieuwe) zone kunnen worden verhoogd. Als voorwaarden gelden dan:

  • dat de verhoging maximaal 5 dB(A) mag bedragen
  • dat degene voor wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging, financiële middelen ter beschikking stelt om te zorgen dat voor bestaande woningen aan de eisen voor de binnenwaarde kan worden voldaan
  • en de waarde van wat tijdens de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat tijdens de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan

Verkleining van de zone

De gemeente kan de zone verkleinen door de buitenste grens van de zone naar binnen te verplaatsen. De motivering voor verkleining van een zone is vaak gelegen in de wens om meer grond voor woningbouw beschikbaar te maken. Zoals al eerder gesteld kan verkleining van de zone alleen plaatsvinden door vaststelling van een bestemmingsplan. Een verkleining van de zone wordt over het algemeen gecombineerd met het verkleinen van het gezoneerde industrieterrein.

Een verkleining van een zone kan er niet toe leiden dat er buiten de zone een geluidsbelasting ontstaat van meer dan 50 dB(A) door de vergunde geluidsruimte van alle inrichtingen (art. 41 lid 2 j.o. art. 40). Hiermee worden bestaande rechten van bedrijven beschermd.

Eventueel bestaande hogere waarden op geluidsgevoelige bestemmingen die buiten de verkleinde zone vallen, vervallen van rechtswege.

Opheffing van een zone

Opheffing van een zone kan alleen in combinatie met de opheffing van het industrieterrein, anders ontstaat strijd met art. 40 voor "nieuwe" geluidszones of art. 53 voor bestaande geluidszones. In de situatie dat de zone (en het gezoneerde industrieterrein) wordt opgeheven en er nog één of meer grote lawaaimakers op het terrein (het dan voormalige industrieterrein) aanwezig zijn bestaat de opgeheven zone voort zolang deze grote lawaaimakers aanwezig zijn (art. 41 lid 3). Dat wil zeggen dat alle regels over industrieterreinen onverkort van toepassing blijven.

Verandering in een zone

Het bevoegd gezag neemt de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere waarde in acht bij veranderingen in de zone rondom een industrieterrein. Het gaat om het toelaten van veranderingen met een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning tot het afwijken bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo). De grondslag hiervoor staat in art. 48 en art. 49 voor (nieuwe) zones en art. 57 en art. 58 voor bestaande zones. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

De voorkeursgrenswaarde voor woningen is 50 dB(A) (art. 44). De maximale ontheffingswaarde voor woningen is vastgelegd in art. 45 (nieuwe situaties) en art. 55 (bestaande situaties). Voor andere geluidsgevoelige objecten is de het beschermingsniveau vastgelegd in het besluit geluidhinder: art. 2.1 Bgh (voorkeursgrenswaarde), art. 2.2 Bgh (maximale ontheffingswaarde) en art. 2.3 Bgh (maximale ontheffingswaarde bij sanering). Er zijn twee omstandigheden waarin er voor woningen hogere maximale ontheffingswaarden mogelijk zijn: in de zone rond een zeehaven en bij vervangende nieuwbouw.

Zeehavennorm

Art. 50 (nieuwe geluidszones) en art. 60 (bestaande geluidszones) bevatten een aparte regeling voor zeehavengebonden activiteiten. Deze activiteiten spelen zich voor een deel noodgedwongen in de buitenlucht af waardoor een effectieve bronbestrijding vaak niet goed mogelijk is. Ook ligt verplaatsing niet voor de hand vanwege de industriële ontwikkeling van een grootschalig havengebied.

Voor de zones rond dergelijke industrieterreinen is het daarom mogelijk om nieuwe woningen te bouwen met een maximale gevelbelasting van 60 dB(A), in plaats van 55 dB(A). Voorwaarde daarbij is wel dat deze woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering, of een planmatige verdichting van bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

Vervangende nieuwbouw

Art. 51 (nieuwe geluidszones) en art. 61 (bestaande geluidszones) bevatten een regeling voor vervangende nieuwbouw. Daarbij mag de vervanging niet leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur. Ook mag er geen wezenlijke verhoging van het aantal geluidsgehinderden ontstaan bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen. Wanneer aan beide voorwaarden is voldaan, mag een hogere waarde tot 65 dB(A) worden vastgesteld.

Voor meer informatie over het realiseren van gevoelige bestemmingen in een zone rond een industrieterrein via een bestemmingsplanwijziging wordt verwezen naar paragraaf "Een geluidsgevoelige bestemming in de zone van een gezoneerd bedrijventerrein" in het onderdeel "Geluid" onder de "Omgevingsthema's" van het onderdeel "Ruimte".

Sanering industrielawaai

Door inwerkingtreding van de Wet geluidhinder voor industrielawaai ontstond de situatie dat bestaande woningen in een zone lagen met een hogere geluidsbelasting dan was gewenst. Voor dergelijke situaties is een saneringstraject in de Wet geluidhinder opgenomen (paragraaf 5. Sanering, afdeling 2. Bestaande geluidszones, Hoofdstuk V. Zones rond industrieterreinen).

In aansluiting op de zonering zijn voor industrieterreinen, waar de geluidsbelasting op omliggende woningen (in de zone) hoger is dan 55 dB(A), saneringsmaatregelen vastgesteld. In deze programma's zijn de maatregelen opgenomen die de bedrijven op het industrieterrein moeten treffen om de geluidsbelasting te reduceren. Ook  is aangegeven of er woningen moeten worden geïsoleerd en welke geluidsbelasting na het treffen van de maatregelen op de woningen zal resteren. De noodzakelijke geluidsreducties moeten zoveel mogelijk door bronmaatregelen worden gerealiseerd, eventueel gecombineerd met gevelmaatregelen.

Volgens het saneringsprogramma heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer per saneringswoning de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) vastgesteld. Deze MTG's worden vervolgens door het bevoegd gezag in acht genomen bij de vergunningverlening. De sanering is vrijwel geheel afgerond.