Grensoverschrijdende m.e.r.: Eisen en afspraken

Op 25 februari 1991 is in Espoo (Finland) het VN-verdrag over grensoverschrijdende milieueffectrapportage (mer) tot stand gekomen. Het verdrag is op 10 september 1997 in werking getreden. Ook de Europese Unie heeft het verdrag van Espoo ondertekend. Dit leidde ertoe dat de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' (85/337/EEG) in overeenstemming moest worden gebracht met dit verdrag. Deze doorwerking heeft plaatsgevonden door middel van de wijzigingsrichtlijn 97/11/EG.

Kern van het Espoo verdrag is dat, in het geval van mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen, het publiek en autoriteiten in het buurland op dezelfde wijze en tijd worden betrokken bij de mer-procedure als de autoriteiten en het publiek in Nederland.

In de Wet milieubeheer is zowel het verdrag van Espoo als het betreffende artikel van de Europese richtlijn geïmplementeerd. De procedure met betrekking tot de grensoverschrijdende milieueffectrapportage staat met name in § 7.11. Activiteiten met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen Wm beschreven. De artikelen in deze paragraaf geven aan in welke situatie een ander land in de mer-procedure betrokken moet worden en welke vereisten daaraan verbonden zijn. Maar ook in andere artikelen zijn bepalingen hieraan gewijd. Daarnaast zijn er specifieke bilaterale uitvoeringsafspraken tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland. De afspraken die met België (Vlaanderen) en Duitsland zijn gemaakt zijn werkafspraken. Het volgen van deze werkafspraken zorgt ervoor dat aan de juridisch bindende verplichtingen (Nederlandse wet inclusief Espoo verdrag) wordt voldaan.

De onderwerpen op deze pagina:

Informeren en betrekken buurland

Stel: een in een plan of besluit voorgenomen activiteit heeft mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een ander land (en dus sprake is van een mer-plicht). Dan moet de regering van dat land of een door die regering aangewezen autoriteit zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld. In ieder geval niet later dan dat het publiek in eigen land op de hoogte wordt gesteld.

De wet regelt dan ook dat de kennisgeving van het voornemen gepubliceerd moet worden in het andere land als er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land (art. 7.9 lid 4, art. 7.17 lid 4b en art. 7.27 lid 6).

Kennen mer-plichtige besluiten een voorbereiding volgens de uitgebreide procedure? Dan kan het bevoegd gezag de initiatiefnemer vragen om de mededeling te vertalen.

Verder wordt het betrekken van het buurland beschreven in art. 7.38a lid 1.

Als het een plan betreft (art. 7.38a lid 2) wordt het desbetreffende land op de hoogte gesteld door:

  • het verstrekken van het ontwerpplan en het milieueffectrapport (MER). Dit zal gelijktijdig met de ter inzagelegging in Nederland plaatsvinden.
  • het verstrekken van het vastgestelde plan en het MER. Dit zal gelijktijdig met de bekendmaking in Nederland plaatsvinden.

Als het een besluit betreft (art. 7.38a lid 3) wordt het desbetreffende land op de hoogte worden gesteld door:

  • het verstrekken van de aanvraag, het ontwerpbesluit en het MER of het mer-beoordelingsbesluit. Dit zal gelijktijdig met de ter inzagelegging in Nederland plaatsvinden.
  • het verstrekken van het besluit en het MER. Dit zal gelijktijdig met de bekendmaking in Nederland plaatsvinden.

Het bevoegd gezag, het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden of vaststellen van het betreffende plan of besluit, dient bovengenoemde stukken te verstrekken aan de instanties van het buurland, die daartoe door de bevoegde autoriteit van dat land zijn aangewezen volgens hun specifieke verantwoordelijkheid op het gebied van milieu en aan het ministerie van VROM. De verstrekte stukken dienen als grondslag voor het overleg tussen beide landen over de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu in dat andere land kan hebben. Ook moeten maatregelen aan de orde te komen die worden overwogen om die gevolgen te voorkomen. Deze stap is geregeld in respectievelijk art. 7.38a lid 4 en lid 5.

Verzoek ander land om informeren

Als een ander land van mening is dat een in een plan of besluit voorgenomen activiteit mogelijk nadelige gevolgen op het milieu in dat land heeft, kan het land zelf vragen om geïnformeerd te worden volgens bovengenoemde stappen (art. 7.38d Wm).

Rol Ministerie van IenM

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is in algemene zin belast met het onderhouden van contacten met de regering van andere landen. Het ministerie is betrokken bij overleg op regeringsniveau als het overleg over een in een plan of besluit voorgenomen activiteit tussen het bevoegd gezag en de bestuursorganen van dat land niet tot het gewenste resultaat heeft geleid of als er geen contact over een voorgenomen activiteit tot stand is gekomen tussen de direct betrokken bestuursorganen in Nederland en de bestuursorganen van het andere land (art. 7.38a lid 7).

In dat kader kan de minister van Infrastructuur en Waterstaat ook, om te voorkomen dat tijdens de consultatie van het buitenland al een besluit wordt genomen door het Nederlands bevoegd gezag, bepalen op grond van artikel 7.38e Wm dat de besluitvormingstermijn wordt verlengd. Gedurende die periode mag dan geen besluit worden genomen. De consultatie mag de besluitvorming niet al te zeer vertragen. Daarom is de mogelijkheid van verlenging gebonden aan een maximum van 13 weken.

Grensoverschrijdende stappen in mer-procedure

Paragraaf 7.11. Activiteiten met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen Wm gaat specifiek over grensoverschrijdend mer, maar ook elders in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer zijn bepalingen hieraan gewijd. Navolgend is hier een overzicht van gegeven (met link naar de uitwerking van de betreffende stap uit de procedure):

Bilaterale afspraken met België en Duitsland

Specifiek tussen Nederland en België (Vlaanderen) en Nederland en Duitsland zijn nadere uitvoeringsafspraken gemaakt over grensoverschrijdende milieueffectrapportage.  Het doel hiervan is om invulling te geven aan de algemene principes die zijn opgenomen in de Europese richtlijn m.e.r. Het is daarmee een uitwerking van de Europese richtlijn en geeft de wijze waarop de te doorlopen stappen in de procedure precies moeten worden uitgevoerd. De bilaterale afspraken worden momenteel herzien.

Nederland en Duitsland hebben een gezamenlijke verklaring opgesteld, welke is ondertekend in 2005. Het betreft de Gezamenlijke verklaring Duitsland-Nederland inzake mer in grensoverschrijdend verband 2013 (pdf, 1.2 MB).
In deze gezamenlijke verklaring zijn afspraken gemaakt over de te ondernemen stappen, inclusief de verantwoordelijkheden en de rolverdeling hierbij, als er sprake is van een project of plan/programma met mogelijk belangrijke grensoverschrijdende milieugevolgen waarvoor een milieueffectrapportage (mer) wordt uitgevoerd. De belangrijkste afspraken van de gezamenlijke verklaring zijn schematisch weergegeven in een Stappenschema (pdf, 192 kB). Dit stappenschema is ook in het Duits (pdf, 949 kB) 'Gemeinsame deutsch-niederländische Erklärung zur grenzübergreifenden UVP/SUP' beschikbaar.

Nederland en Vlaanderen hebben gezamenlijk een stappenschema opgesteld en in 1994 vastgesteld: Het stappenschema grensoverschrijdende milieueffectrapportage Nederland-Vlaanderen (pdf, 1.2 MB)
Daarnaast hebben Nederland en Vlaanderen een handreiking voor grensoverschrijdende planconsultatie voor ruimtelijke plannen ontwikkeld. Deze handreiking bevat de afspraken over grensoverschrijdende samenwerking bij plannen en gaat uit van handelen vanuit goed nabuurschap. De Handreiking voor grensoverschrijdende planconsultaties van ruimtelijke plannen (pdf, 1.2 MB) bevat ook informatie over m.e.r.-plichtige plannen.