Verklaring van geen bedenkingen
Een verklaring van geen bedenkingen is een instemming van een ander bestuursorgaan voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Zonder de verklaring van geen bedenkingen kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning niet verlenen.
De wettelijke basis voor de verklaring van geen bedenkingen is art. 2.27 Wabo. De gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen nodig is staan in paragraaf 6.2 van het Besluit omgevingsrecht.
Gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen nodig is
art. 6.5, Bor
Als de omgevingsvergunning (mede) betrekking heeft op het afwijken van planologische regels. Deze regel geldt voor de buitenplanse afwijking van een bestemmingsplan, beheersverordening of inpassingsplan.
De verklaring van geen bedenkingen is niet van toepassing als de minister voor een project van nationaal belang de buitenplanse afwijking toepast.
art. 6.6 Bor
Als de omgevingsvergunning (mede) betrekking heeft op het afwijken van de planologische regels. Deze regel geldt voor het afwijken van de regels in een provinciale verordening of AMvB.
art. 6.8 Bor
Als de omgevingsvergunning (mede) betrekking heeft op activiteiten van een mijnbouwwerk. Deze regel geldt als de aanvraag gaat over:
- het opslaan van afvalstoffen die van buiten het mijnbouwwerk afkomstig zijn, of
- het opslaan van gevaarlijke afvalstoffen.
De verklaring van geen bedenkingen is niet nodig als het een verandering betreft:
- die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan,
- waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport, en
- die niet leidt tot een ander mijnbouwwerk dan waarvoor eerder vergunning is verleend.
art. 6.9 Bor
Als de omgevingsvergunning (mede) betrekking heeft op activiteiten binnen een inrichting die ook een mijnbouwwerk is.
De verklaring van geen bedenkingen is niet nodig als het een verandering betreft:
- die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan,
- waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport, en
- die niet leidt tot een andere inrichting of mijnbouwwerk dan waarvoor eerder vergunning is verleend.
art. 6.10a Bor
Als er sprake is van een aanhakende toestemming in verband met:
- het realiseren van projecten of verrichten van handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
- het verrichten van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten- en diersoorten.
Verplichtingen rond de verklaring van geen bedenkingen.
De verklaring van geen bedenkingen kan alleen worden afgegeven door het bestuursorgaan dat hiervoor is aangewezen. Dit bestuursorgaan kan de verklaring alleen weigeren in het belang dat door het bestuursorgaan dat de verklaring afgeeft wordt beschermd.
Ter bescherming van dat belang moeten via de verklaring van geen bedenkingen voorschriften worden gegeven die door het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning moeten worden toegevoegd. Daarbij is het niet toegestaan om nog andere of aanvullende voorschriften op te nemen op het gebied waarop de verklaring van geen bedenkingen betrekking heeft.
De verklaring van geen bedenkingen wordt genoemd in de beschikking en wordt als bijlage bij de beschikking gevoegd. Hiermee wordt de verklaring van geen bedenkingen onderdeel van de omgevingsvergunning.
grond-slag vvgb |
vereiste Wabo-activiteit |
in welke gevallen vvgb |
belang dat wordt beschermd |
geen vvgb nodig als |
wie geeft vvgb |
mogelijkheden voor afzien vvgb |
---|---|---|---|---|---|---|
art. 6.5, lid 1 Bor | afwijken regels ruimtelijke ordening (art. 2.1, lid 1, onder c) | afwijken bestemmings-plan met art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo | goede ruimtelijke ordening | n.v.t. | gemeente-raad |
gemeente- |
art. 6.5, lid 1 Bor | afwijken regels ruimtelijke ordening (art. 2.1, lid 1, onder c) | afwijken rijksinpassings-plan met art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo | goede ruimtelijke ordening | n.v.t. | gemeente-raad | gemeente- raad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin vvgb niet is vereist (art. 6.3, lid 3 Bor) |
art. 6.5, lid 1 Bor | afwijken regels ruimtelijke ordening (art. 2.1, lid 1, onder c) | afwijken provinciaal inpassingsplan met art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo | goede ruimtelijke ordening | n.v.t. | gemeente-raad | gemeente- raad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin vvgb niet is vereist (art. 6.3, lid 3 Bor) |
afwijken regels ruimtelijke ordening (art. 2.1, lid 1, onder c) | afwijken bestemmingsplan met art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo voor een project van provinciaal belang | goede ruimtelijke ordening | n.v.t. | provinciale staten | nee | |
art. 6.6, lid 1 Bor | afwijken regels ruimtelijke ordening (art. 2.1, lid 1, onder c) | afwijken van regels provinciale verordening met art. 2.12, lid 1, onder c Wabo | goede ruimtelijke ordening | n.v.t. | provinciale staten | nee |
art. 6.6, lid 1 Bor | afwijken regels ruimtelijke ordening (art. 2.1, lid 1, onder c) | afwijken van regels AMvB met art. 2.12, lid 1, onder c Wabo | goede ruimtelijke ordening | n.v.t. | minister | nee |
art. 6.8, lid 1 Bor | milieu (art. 2.1, lid 1, onder e) | als de aanvraag betrekking heeft op de opslag van afvalstoffen van buiten een inrichting die in hoofdzaak een mijnbouwwerk is of binnen een mijnbouwwerk die geen inrichting is, of de opslag van gevaarlijke afvalstoffen binnen die inrichting of dat mijnbouwwerk | bescherming van het milieu | de verandering van de inrichting niet leidt tot andere of grotere milieu-gevolgen, geen MER hoeft worden gemaakt, niet leidt tot een andere inrichting |
gedeputeerde staten | nee |
art. 6.9, lid 1 Bor | milieu (art. 2.1, lid 1, onder e) | de aanvraag heeft betrekking op een inrichting waarin mijnbouwactivi-teiten plaatsvinden, maar die niet in hoofdzaak een mijnbouwwerk is | bescherming van het milieu | de verandering van de inrichting niet leidt tot andere of grotere milieu-gevolgen, geen MER hoeft worden gemaakt, niet leidt tot een andere inrichting |
minister EZ | nee |
art. 6.10a Bor | n.v.t. | Natura 2000-gebieden | gedeputeerde staten bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning | gedeputeerde staten | nee | |
art. 6.10a Bor | n.v.t. | als de handeling of het project is aangewezen in art. 1.3, lid 1 Besluit natuurbescherming | Natura 2000-gebieden | de minister van EZ bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning | minister EZ | nee |
art. 6.10a Bor | n.v.t. | Beschermde planten- en diersoorten | gedeputeerde staten bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning | gedeputeerde staten | nee | |
art. 6.10a Bor | n.v.t. | als de handeling of het project is aangewezen in art. 1.3, lid 1 Besluit natuurbescherming | Beschermde planten- en diersoorten | de minister van EZ bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning | minister EZ | nee |