Grondwater onttrekken en water infiltreren

In de Waterwet staat een drietal type grondwateronttrekkingen en hiermee verband houdende infiltraties die onder de bevoegdheid van de provincie vallen. Andere grondwateronttrekkingen en infiltraties vallen onder de bevoegdheid van het waterschap (regionale wateren) of (voor rijkswateren) de minister van Infrastructuur en Milieu. In de keur van het waterschap is bepaald in welke gevallen een watervergunning is vereist en in welke gevallen algemene regels (inclusief meldplicht) gelden.

Artikel 1.1 van de Waterwet geeft de volgende definities:

  • grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen;
  • infiltreren van water: in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;
  • onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting.

Niet elke handeling waarbij water in de bodem wordt gebracht is een infiltratie in de zin van de Waterwet. Het moet gaan om kunstmatige aanvulling van het grondwater, met het oogmerk om dit later weer als grondwater te onttrekken. Een klassiek voorbeeld hiervan is duinwaterinfiltratie door drinkwaterbedrijven. Het retourneren van onttrokken grondwater valt bijvoorbeeld niet onder het begrip ‘infiltreren', omdat er geen sprake is van het aanvullen van het grondwater. Ook hemelwaterinfiltratie zoals dat wel voorkomt in steden is niet te zien als een infiltratie in de zin van de Waterwet. Het onttrekkingsoogmerk ontbreekt immers. Juridisch gezien is een dergelijke 'infiltratie' een lozing van afvalwater.

Provinciale watervergunning voor grondwateronttrekking en infiltratie

Volgens artikel 6.4 van de Waterwet is gedeputeerde staten van de provincie bevoegd gezag voor de grondwateronttrekkingen en infiltraties ten behoeve van:

  1. industriële toepassingen, indien meer dan 150 000 m3 per jaar wordt onttrokken;
  2. de openbare drinkwatervoorziening;
  3. een bodemenergiesysteem.

Op de vraag wanneer er sprake is van ‘ten behoeve van industriële toepassingen' wordt in de toelichting op de Waterwet uitgebreid ingegaan. Voor het begrip 'industriële toepassingen' is bepalend wie er onttrekt (industrie). Het doel waarvoor het grondwater wordt ingezet (hoogwaardige toepassing of niet) maakt vervolgens niet uit.

Het begrip 'hoogwaardig' in de Memorie van Toelichting bij de Waterwet wekte echter wel verwarring (Kamerstukken II 2006/07, 30 818, nr. 3). Om die reden is in de toelichting bij de (eerste) nota van wijziging een uiteenzetting opgenomen, die beoogt deze verwarring weg te nemen (Kamerstukken II 2007/08, 30818, nr. 7, p. 32):

"Ter vermijding van mogelijk misverstand moet hier ook worden vermeld, dat de memorie van toelichting, in de artikelgewijze toelichting bij artikel 6.2 (nu: artikel 6.4 Waterwet), ten onrechte stelt dat het derde lid, waar dat voor de zo even genoemde industriële onttrekkingen de vergunningplicht inhoudt, slechts betrekking zou hebben op hoogwaardige toepassingen. De wettekst, die deze beperking niet kent, is hier echter beslissend."

Niet elke grondwateronttrekking vanuit een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer is een industriële onttrekking. Het gaat specifiek om grondwateronttrekkingen voor toepassingen in het bedrijfsproces. Onttrekkingen binnen een inrichting voor bijvoorbeeld ontwatering (bouwputbemaling) of een bodemsanering vallen hier niet onder; voor deze onttrekkingen is het waterschap bevoegd gezag (tenzij de inrichting bijvoorbeeld buitendijks ligt, in RWS (Rijkswaterstaat)-gebied; dan is RWS bevoegd gezag voor een dergelijke onttrekking).
De term openbare drinkwatervoorziening sluit aan bij de Drinkwaterwet. Het betreft dus het infiltreren van water en het onttrekken van grondwater door drinkwaterbedrijven. Het oppompen van grondwater voor bijvoorbeeld individueel gebruik of voor de verkoop in flessen valt niet onder openbare drinkwatervoorziening.

Bodemenergiesystemen zijn alle systemen waarbij koude of warmte aan de bodem wordt onttrokken en waarbij grondwater wordt verplaatst. Het grondwater hoeft dus niet per se boven maaiveld gebracht te worden; ook het verpompen van grondwater tussen twee watervoerende bodemlagen valt onder de term onttrekken. De winning van aardwarmte op een diepte van meer dan 500 meter valt echter niet onder de Waterwet (zie artikel 6.12 Waterwet). Hierop is de Mijnbouwwet van toepassing.

Op grond van het tweede lid van artikel 6.4 Waterwetkan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de vergunningplicht voor onttrekkingen die kleiner zijn dan 10 m3 per uur. Diverse provincies maken gebruik van deze mogelijkheid. Niet-vergunningplichtige onttrekkingen moeten in principe wel gemeld worden. In het Waterbesluit en de Waterregeling is een generieke regeling opgenomen voor de melding van niet-vergunningplichtige onttrekkingen en infiltraties. Ook hiervoor geldt echter dat bij verordening kan worden bepaald dat bepaalde onttrekkingen of infiltraties niet meldingplichtig zijn.

Watervergunningen voor het onttrekken of infiltreren voor industriële toepassingen > 150.000 m3 per jaar, de openbare drinkwatervoorziening of bodemenergiesystemen worden voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en afdeling 13.2 Wet milieubeheer (Wm). Een ieder kan zienswijzen indienen op de ontwerpvergunning.

Watervergunning op grond van de keur

Voor grondwateronttrekkingen en infiltraties die niet onder de bevoegdheid van gedeputeerde staten vallen, zijn over het algemeen de waterschappen bevoegd. Dit vloeit voort uit artikel 1 van de Waterschapswet: aan de waterschappen wordt de zorg voor watersystemen toevertrouwd, en daaronder vallen tevens grondwaterlichamen. Waterschappen hebben regels over grondwateronttrekkingen en infiltraties opgenomen in hun keuren.

In de modelkeur 2013 is een generieke vergunningplicht opgenomen voor alle grondwateronttrekkingen en infiltraties die onder bevoegdheid van het waterschap vallen. De uitzonderingen op de vergunningplicht voor bijvoorbeeld bronbemalingen, agrarische onttrekkingen en saneringen staan niet meer in de modelkeur zelf maar in de algemene regels.

Onttrekkingen en infiltraties die niet vergunningplichtig zijn, moeten in principe worden gemeld. De inhoud van meldingen van grondwateronttrekkingen en infiltraties is geregeld in het Waterbesluit en de Waterregeling. In de keur kan worden bepaald dat de meldplicht in bepaalde gevallen niet van toepassing is. Voor specifieke informatie over vergunningplicht en/of meldplicht van bepaalde activiteiten wordt verwezen naar de website van de individuele waterschappen (te benaderen via de website van de Unie van Waterschappen).

Watervergunningen voor grondwateronttrekkingen en infiltraties op grond van de keur worden in principe voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure (afdeling 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht ), tenzij in de keur anders is bepaald of het dagelijks bestuur in een individueel geval besluit om de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toe te passen. Dit wijkt dus af van de regeling voor onttrekkingen die onder het bevoegd gezag vallen van de provincie.

Watervergunning RWS voor grondwateronttrekking en infiltratie

In enkele gevallen kunnen grondwateronttrekkingen en infiltraties ook onder de bevoegdheid van de minister van Infrastructuur en Milieu (in praktijk: Rijkswaterstaat) vallen (zie artikel 6.10a van het Waterbesluit). Dit geldt voor onttrekkingen en infiltraties die plaatsvinden in oppervlaktewaterlichamen waar Rijkswaterstaat het waterkwantiteitsbeheer voert, voor zover niet de provincie bevoegd gezag is (grote industriële onttrekkingen, openbare drinkwatervoorziening en bodemenergiesystemen). Grondwateronttrekkingen waarvoor Rijkswaterstaat bevoegd is, worden vooral in de uiterwaarden van de grote rivieren aangetroffen.

Op grond van art. 6.10a lid 2 Waterbesluit en art. 6.3a Waterregeling geldt er geen vergunningplicht voor onttrekkingen < 10m3 per uur. Deze regeling sluit aan bij de ondergrens die waterschappen in de keuren hanteren. Een vergunningplicht geldt ook niet in geval van een bron- of proefbemaling, indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 100 m3 per uur en in totaal niet meer bedraagt dan 100.000 m3. Ook in geval van beregening, bevloeiing of veedrenking geldt er geen vergunningplicht wanneer de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 60 m3 per uur. Niet vergunningplichtige onttrekkingen moeten wel gemeld worden.

Meten aan grondwateronttrekkingen en infiltraties

In artikel 6.11 van het Waterbesluitis een algemene regeling opgenomen voor het meten aan grondwateronttrekkingen en infiltraties. Deze regeling geldt voor vergunningplichtige en vergunningvrije (veelal meldingplichtige) onttrekkingen. De regeling geldt voor zowel de onttrekkingen die onder de bevoegdheid van de provincie vallen als de onttrekkingen waarvoor de waterbeheerder (waterschap of Rijkswaterstaat) bevoegd is.
Degene die grondwater onttrekt of water infiltreert is verplicht om zowel de hoeveelheid van het onttrokken grondwater als de hoeveelheid en kwaliteit van het geïnfiltreerde water te meten. De metingen dienen over elk kwartaal te worden verricht.

Bij kortdurende onttrekkingen (zoals bronbemalingen) of bij onttrekkingen en infiltraties die variëren met de seizoenen (zoals bodemenergiesystemen) geeft een meetperiode van een kwartaal echter niet voldoende inzicht in de fluctuatie van de onttrokken en geïnfiltreerde hoeveelheden water. Voor dergelijke onttrekkingen en infiltraties kan het bevoegd gezag in de vergunning of, als geen vergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift een kortere meetperiode voorschrijven.

De meetgegevens dienen binnen een maand na elk kalenderjaar aan het bevoegd gezag te worden toegezonden. Indien de onttrekking of infiltratie is beëindigd, dienen de gegevens binnen een maand na de beëindiging te worden gerapporteerd.

Relatie met andere regelgeving

  • Deze activiteit kan MER (beoordelings-)plichtig zijn.
  • Er kan een relatie zijn met bijv. de Wet bodembescherming (bijv. bodemsanering), de Wet milieubeheer/Wabo en daaronder hangende AMvB's (bijv. lozen van bronneringswater).
  • Veelal moet voor het onttrekken van grondwater een provinciale grondwaterheffing volgens artikel 7.7 Waterwet worden betaald. Vrijstellingen hiervan zijn geregeld in artikel 7.1 van het Waterbesluit.
  • Er is een AMvB bodemenergiesystemen (sinds 1 juli 2013). Voor meer informatie over bodemenergiesystemen zie rechterkolom.

Zie dit handboek