Wat zegt de jurisprudentie over het begrip bebouwde kom bij geur van veehouderijen?

Vraag

Wat zegt jurisprudentie over het begrip bebouwde kom, als het gaat om geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen?

Antwoord

In de Wet geurhinder en veehouderij en in het Activiteitenbesluit, krijgt de bebouwde kom het meeste bescherming tegen geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. In jurisprudentie is vaak aan de orde geweest, of een geurgevoelig object in de bebouwde kom ligt of niet. Hieronder vindt u een overzicht.

De bebouwde kom is het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom van de Wgv volgt niet uit de Wegenverkeerswet 1994, maar net zoals in de ruimtelijke ordening bepaalt de aard van de omgeving waar de grens ligt. Om te spreken van bebouwde kom, moet er sprake zijn van op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing, die is geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Dit staat in de Memorie van Toelichting bij de Wgv (zie pagina 17 en 18) en de rechter verwijst hier ook vaak naar in uitspraken.

Bij de beoordeling van de aard van de omgeving is de feitelijke situatie bepalend. Eventuele toekomstige woonbebouwing speelt geen rol (zie onder meer ABRvS, 201211481/1/A4 van 11 december 2013 en ABRvS, 201201544/1/R1 van 23 januari 2013).

Naast de aard van de omgeving, speelt ook de afstand tot een dorpskern een rol bij de beoordeling of sprake is van bebouwde kom (zie bijvoorbeeld ABRvS, 201011530/1/R3 van 28 november 2012, ABRvS, 201105329/1/A4 van 14 november 2012 en ABRvS, 200900791/1/M2 van 23 september 2009).

In de uitspraak ABRvS, 201402758/1/A1, 18 februari 2015, Steenwijkerland, kwam bij het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen voor een melkrundveehouderij aan de orde of sprake was van bebouwde kom. De Afdeling vond van niet gezien de aard van de omgeving: "3.1. Tussen partijen is slechts in geschil of het perceel binnen de bebouwde kom is gelegen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 25 mei 2011 in zaak nr. 201009877/1/H1), is de vraag of een perceel in de bebouwde kom is gelegen van feitelijke aard. Niet de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is bepalend, maar de aard van de omgeving. Daarbij is in het bijzonder van belang of sprake is van een concentratie van bebouwing en of het gebied door die bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie heeft.
3.2. Het gebied waarin de uit te breiden veehouderij zich bevindt, ligt in het buitengebied van de gemeente Steenwijkerland. Het gebied bestaat uit een bebouwingslint dat bestaat uit afwisselend agrarische bedrijven met gebouwen van verschillende afmetingen en burgerwoningen met bijgebouwen van verschillende afmetingen. De betreffende bebouwing is gescheiden door open ruimten. Hoewel er sprake is van enige concentratie van bebouwing, zijn de omvang en situering daarvan naar het oordeel van de Afdeling te gering om te kunnen spreken van aaneengesloten bebouwing die het gebied een overwegende woon- en verblijffunctie geeft. Daarbij is mede van belang dat de bebouwing ter plaatse een langgerekt extensief bebouwingslint vormt en ter hoogte van het perceel slechts een geringe verdichting van de bebouwing bestaat ten opzichte van de rest van dit lint." Een soortgelijke uitspraak was ABRvS, 201406405/1/A4, 29 april 2015, Berkelland, over twee woningen en een werkplaats/kantoor, in dit geval buiten de bebouwde kom.

ABRvS, 201303739/1/A1, 5 maart 2014, Rijnwoude gaat over de aard van de omgeving. "De rechtbank heeft terecht overwogen dat het bouwplan buiten de bebouwde kom is gesitueerd, nu het in overwegend agrarisch gebied ligt, de in de omgeving gelegen bebouwing en tuinen niet direct aan elkaar grenzen en tussen de bebouwing stukken weiland en landbouwgrond liggen. Dat het bouwplan dicht bij de bebouwde kom is gelegen en dat ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar van 6 juni 2012 op korte afstand van het bouwplan een ander bouwplan wordt gerealiseerd waarvan ten tijde van belang elf woningen waren gebouwd en dat het bouwplan op zichzelf bestaat uit zeven aaneengesloten woningen, geeft geen grond voor een ander oordeel. Hoewel het bouwplan aan de noordelijke en noord-westelijke zijde dicht bij de bebouwde kom is gelegen, wordt het daarvan gescheiden door de aanwezigheid van een dijk. Aan de zuidzijde van het bouwplan bevindt zich een uitgestrekt terrein van akkers en weilanden. Dat het bouwplan volgens [appellant] alleen vanuit de bebouwde kom kan worden bereikt, geeft, wat daarvan zij, geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat die omstandigheid niet tot gevolg heeft dat de aard van de omgeving waarin het bouwplan is gesitueerd verandert."

ABRvS, 201210590/2/R3 en 201310590/1/R3, 4 februari 2014 gaat het ook om de aard van de omgeving. Het betreft een bedrijfswoning op een bedrijventerrein met beperkte bedrijfsbebouwing. Het gaat grotendeels om loodsen voor opslag en op het terrein verblijft slechts een beperkt aantal mensen. Van een duidelijke verdichting van de woonbebouwing kan pas worden gesproken ter hoogte van de kern van Geffen ten westen van het industrieterrein. Ten oosten van het terrein bevinden zich hoofdzakelijk verspreid liggende agrarische bedrijven. Geen bebouwde kom.

ABRvS, 201305948/1/A4, 8 januari 2014 betreft de aard van de omgeving. Volgens appellant ligt de woning binnen de bebouwde kom. Hij verwijst naar de uitspraak 201012361/1/M2 van 7 september 2011 waarin volgens hem een vergelijkbare situatie aan de orde was. De rechter oordeelt: "Langs de rand van Weerselo loopt de [weg]. De woning van [appellant] ligt ten opzichte van het dorp aan de andere zijde van de [weg] en vormt de enige bebouwing aan die zijde van de weg. Dit verschilt met de situatie in de zaak 201012361/1/M2, waarnaar [appellant] verwijst, omdat in die situatie de woning aan twee zijden was omsloten door op korte afstand gelegen bebouwing. Verder kan de [weg] als grens van de bebouwde kom worden aangemerkt. De afstand tussen de woning van [appellant] en de dichtstbijzijnde bebouwing aan de andere kant van de [weg] bedraagt ongeveer 30 m. Een samenhangende structuur met op korte afstand van elkaar en aan die zijde van de weg gelegen bebouwing ontbreekt. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dat de woning van [appellant] buiten de bebouwde kom is gelegen, zodat een geurnorm van 14,0 odour units per kubieke meter lucht geldt. ‘ (Uitspraak 201012361/1/M2 van 7 september 2011 komt hieronder aan bod.)

ABRvS, 201207782/1/R1 van 18 december 2013 gaat over een recreatieterreiin: "In het deskundigenbericht en ter zitting is naar voren gekomen dat in het plan per recreatiewoning een oppervlakte van 600 m2 beschikbaar is, dat het recreatieterrein slechts in geringe mate met de kern Heino verbonden is en dat de omgeving van het recreatieterrein overwegend landelijk is. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het recreatieterrein buiten de bebouwde kom ligt."

In ABRvS, 201211481/1/A4 van 11 december 2013 komt de aard van de omgeving aan de orde. Een mogelijk geplande woonwijk heeft geen invloed. "Uit de in het dossier aanwezige foto's blijkt dat de in het gebied tussen de [locatie 1] en [locatie 2] gelegen bebouwing en tuinen niet direct aan elkaar grenzen en daartussen weiland en landbouwgrond is gelegen. Het college heeft dit gebied terecht getypeerd als gelegen buiten de bebouwde kom als bedoeld in de Wgv. Dat mogelijk in de toekomst nieuwe woningen in het gebied zullen worden gerealiseerd, kan niet tot een ander oordeel leiden."

ABRvS, 201109781/1/A4, 17 april 2013 gaat over een agrarisch buitengebied. Het gebied bestaat uit enkele woningen en agrarische bedrijven. De omgeving van deze woningen en bedrijven bestaat hoofdzakelijk uit weiland en akkerbouwgronden. Hoewel er enige concentratie van gebouwen en bevolking bestaat, is de omvang daarvan te klein om die concentratie als bebouwde kom te kunnen aanmerken.

In ABRvS, 201210552/1/R3 van 10 april 2013 is een verkeersbord met toegestane snelheid ter plekke niet bepalend. "Ten overvloede wijst de Afdeling er wel op dat de twee voorziene vrijstaande woningen niet op een zo korte afstand van elkaar en andere bebouwing komen te staan dat er sprake is van een concentratie van woningen binnen een samenhangende structuur waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. Gelet hierop en op de aard van de omgeving dienen de desbetreffende woningen te worden aangemerkt als woningen buiten de bebouwde kom. Het door [appellant] ter zitting naar voren gebrachte feit dat het verkeersbord met de ter plaatse toegestane snelheid is verplaatst zodat de twee woningen binnen de bebouwde kom komen te staan, is niet relevant, omdat de grens van de bebouwde kom niet wordt bepaald door de wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving."

In ABRvS, 201113207/1/A4 van 20 maart 2013 is geen sprake van bebouwde kom: "Voor zover [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben gesteld dat ten onrechte niet uitsluitend is aangesloten bij de geurnormen voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom, geldt dat het bestreden besluit vermeldt dat het gebied waarin de inrichting is gelegen kan worden getypeerd als buiten de bebouwde kom, omdat de in de omgeving gelegen burgerwoningen en (voormalige) veehouderijen niet aan elkaar grenzen. Weliswaar is er een bepaalde clustering van woningen, maar die worden vaak gescheiden door een veehouderij of open terrein van meer dan 100 m. Het industrieterrein wordt door een sportterrein en open veld gescheiden van de clusters van woningen. Gelet hierop en de in het dossier aanwezige luchtfoto, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de nabij de inrichting gelegen geurgevoelige objecten grotendeels zijn gelegen buiten de bebouwde kom."

Rb Midden-Nederland, SBR 12/2155 en SBR 12/2240, 15 maart 2013: voor de bepaling of de woningen binnen of buiten de bebouwde kom liggen, geldt in het kader van de geurhinder een ander toetsingskader dan in het kader van de geluidhinder, aldus de rechtbank. "De rechtbank overweegt dat bij de Wgv de bebouwde kom volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wgv (Kamerstukken II 2005-2006, 30 453, nr. 3, p. 17-18) een gebied is dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Gelet op de aard van de omgeving en gelet op het aantal woningen, te weten een viertal vrijstaande woningen in een lintbebouwing, heeft verweerder de woningen van eisers terecht aangemerkt als woningen gelegen buiten de bebouwde kom. De woningen van eisers vormen niet een zodanige dichte structuur dat sprake is van een aaneengesloten bebouwing waar veel mensen per oppervlakte-eenheid wonen of verblijven. Daarbij heeft verweerder terecht bij zijn afweging dat de omgeving niet kan worden gezien als een bebouwde kom in aanmerking genomen de tussenliggende ruimtes, de openheid van het landschap en de afstand tot aan een dichtstbijzijnde dorpskern. Gelet hierop is verweerder dan ook terecht uitgegaan van de bij de buiten de bebouwde kom behorende afstandsgrens en geurnorm."

In ABRvS, 201201544/1/R1 van 23 januari 2013 is de feitelijke situatie bepalend. "De raad heeft ter zitting toegelicht dat het plangebied is gelegen in een overgangszone met een hoofdzakelijk landelijk karakter. Binnen de zone is sprake van verspreid liggende agrarische bebouwing en woonbebouwing zonder een samenhangende structuur. Voor zover [appellant sub 1] heeft betoogd dat in een voor de omgeving van het plangebied opgestelde gebiedsvisie meer woonbebouwing is voorzien, overweegt de Afdeling dat, wat hier ook van zij, voor de beantwoording van de vraag of een perceel binnen de bebouwde kom ligt de feitelijke situatie bepalend is. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom."

In ABRvS, 201011530/1/R3 van 28 november 2012 hoort een nieuw, te ontwikkelen bedrijventerrein tegen de kern van de gemeente tot de bebouwde kom. "De door de raad voorgestane, hiervoor weergegeven, uitleg van de Wgv verdraagt zich niet met hetgeen hiervoor onder 23.1 is overwogen. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. Uit de stukken, waaronder het op dit punt niet bestreden deskundigenbericht, kan worden afgeleid dat voor het bedrijventerrein een compacte opzet is voorzien met een hoge bebouwingsconcentratie en weinig groen. Het bestemmingsplan maakt een dergelijke inrichting van het bedrijventerrein mogelijk. Het plangebied ligt voorts tegen de kern van Gemert aan. Indien het bedrijventerrein geheel ontwikkeld is, zal het derhalve tot de bebouwde kom behoren en betreft het een gebied waar de norm van 3,0 OUE/m3 van toepassing is, nu de ten tijde van het bestreden besluit geldende gemeentelijke Verordening geurhinder en veehouderij voor het betrokken gebied geen van de Wgv afwijkende geurnormen bevat. De raad heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom de normen die gelden voor gevoelige objecten buiten de bebouwde kom van toepassing zouden zijn."

In ABRvS, 201105329/1/A4 van 14 november 2012 is pas vanaf de woning Milhezerweg 68 sprake van bebouwde kom:

plaatje jurisprudentie201105329

ABRvS, 201103878/1/A4, 20 juni 2012 gaat over lintbebouwing. De inrichting ligt aan de St. Lambertusstraat in het buitengebied van de gemeente Vught. Aan deze straat bevinden zich in de omgeving van de inrichting in een langgerekt lint een bedrijf en een aantal verspreid liggende (bedrijfs)woningen. De dichtstbijzijnde dorpskern is die van Cromvoirt op een afstand van ongeveer 300 meter. Onder deze omstandigheden heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de inrichting en de relevante geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom zijn gelegen

In ABRvS, 201012361/1/M2 van 7 september 2011 is bepaald dat niet vergelijkbaar is of een plangebied als geheel of een specifieke woning aangemerkt zijn als binnen of buiten de bebouwde kom. Zowel de woning aan [locatie sub 1] als de woning aan [locatie sub 2] is gelegen aan de rand van het dorp [plaats]. Aan de voorzijde van beide woningen bevindt zich aaneengesloten bebouwing. Aan de achterzijde van beide woningen bevindt zich weiland. Gelet op de aard van de omgeving heeft het college de woning aan [locatie sub 1] ten onrechte niet aangemerkt als een woning gelegen binnen de bebouwde kom. Vergunninghouder heeft ter zitting gesteld dat hetgeen de Afdeling in haar tussenuitspraak van 26 januari 2011 (in zaak nr. 201000560/1/T1/R3) heeft geoordeeld ten aanzien van een volgens vergunninghouder vergelijkbare situatie, moet meebrengen dat de woning aan [locatie sub 1] buiten de bebouwde kom is gelegen. Die stelling faalt nu beide situaties niet vergelijkbaar zijn: in de uitspraak van 26 januari 2011 stond ter beoordeling of een plangebied als geheel al dan niet als bebouwde kom moest worden aangemerkt, en niet - zoals hier - of een specifieke woning binnen of buiten de bebouwde kom is gelegen.

In ABRvS,201100912/1/M2van 3 augustus 2011 is bepaald dat een recreatiebedrijf, bestaande uit een recreatiewoning en een pension, buiten de bebouwde kom ligt. Het begrip bebouwde kom kan volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet geurhinder en veehouderij worden omschreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur.
Aan de weg zijn verschillende woningen en agrarische bedrijven gelegen. Aan deze weg liggen zowel het recreatiebedrijf van [appellant] als de inrichting. De omgeving van de weg bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden. Hoewel er enige concentratie van gebouwen en bevolking bestaat, is de omvang daarvan te klein om die concentratie als bebouwde kom aan te kunnen merken. Het recreatiebedrijf van [appellant] ligt derhalve buiten de bebouwde kom, zodat de geurbelasting op de recreatiewoning en het pension van het bedrijf op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet geurhinder en veehouderij maximaal 8 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen.

Zie ook ABRvS, 200900557/1/M2 van 12 mei 2010: "De omgeving van bungalowpark "De Egelshoek" bestaat voornamelijk uit landbouwgronden en bossen. Er is geen op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing. De omgeving van het bungalowpark heeft dan ook niet het karakter van een bebouwde kom. Aan het bungalowpark zelf kan weliswaar een bepaalde concentratie van gebouwen en bevolking niet worden ontzegd, maar dit betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat het bungalowpark op zichzelf een bebouwde kom vormt."

In ABRvS, 200907242/1/H1 van 23 juni 2010 wordt lintbebouwing niet aangemerkt als ‘bebouwing in een samenhangende structuur'. "Ter zitting is gebleken dat sprake is van een landelijk, open gebied, met aan één zijde langs de verbindingsweg tussen Leenderstrijp en Leende gelegen bebouwing. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat niet gesproken kan worden van bebouwing in een samenhangende structuur."

In ABRvS, 200901350/1/R3 van 30 juni 2010 merkt de rechter een toekomstig bedrijventerrein niet als bebouwde kom aan, mede omdat in het gebied tussen de dorpskern en het bedrijventerrein een gebied met de bestemming "Groen-Bos-Natuur-Water (G-BO-N-WA)" is toegekend en in dat gebied slechts enkele woningen, grenzend aan de bestaande bebouwing in de kern van Hapert, kunnen worden gebouwd. "De door [appellante sub 6] bedoelde gronden waarop het bedrijventerrein is voorzien, liggen in het buitengebied op een afstand van meer dan 300 meter van de dichtstbijzijnde woningen in de kern van Hapert. Het perceel met de bestemming "Recreatie (R)" aan de [locatie 2] ligt op een afstand van ongeveer 170 meter van de dichtstbijzijnde woningen in de kern. In het tussenliggende gebied liggen in de huidige situatie hoofdzakelijk landbouwgronden waar geen bebouwing aanwezig is. Deze omgeving heeft thans dan ook niet het karakter van een bebouwde kom. Na de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan kan deze omgeving naar het oordeel van de Afdeling evenmin worden aangemerkt als bebouwde kom, nu aan het grootste gedeelte van het tussenliggende gebied de bestemming "Groen-Bos-Natuur-Water (G-BO-N-WA)" is toegekend en in dat gebied slechts enkele woningen, grenzend aan de bestaande bebouwing in de kern van Hapert, kunnen worden gebouwd. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellante sub 6] en [appellant sub 4] bedoelde gronden zijn gelegen buiten de bebouwde kom. Daarbij wijst de Afdeling er op dat de omstandigheid dat op het voorziene bedrijventerrein sprake zal zijn van op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing die is geconcentreerd tot een samenhangende structuur, niet betekent dat het bedrijventerrein op zichzelf een bebouwde kom vormt."

In ABRvS, 200904633/1/R2 van 31 maart 2010 komt een groter deel van een woongebied door een wijziging naar permanent bewoonde recreatiewoningen in bebouwde kom te liggen. "In het bijgevoegde memo van SRE Milieudienst van 11 januari 2010 wordt, anders dan in het bestreden besluit, mede uitgegaan van de mogelijkheid dat het voormalige recreatiegebied Lingemeer vanwege de ligging in het buitengebied voor de toepassing van de Wgv niet moet worden aangemerkt als een bebouwde kom, waarvoor andere geurnormen zouden gelden. Dat gaat er echter aan voorbij dat het onderhavige woongebied met circa 348 woningen naar het oordeel van de Afdeling een gebied is dat door de aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven en daarom voor de toepassing van de Wgv tot de bebouwde kom moet worden gerekend. Voorts gaat de opmerking in het memo dat de bestaande recreatiewoningen als geurgevoelig object geen nieuwe belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van de veehouderij er aan voorbij dat een deel van dit gebied binnen de voor de bebouwde kom geldende geurcontour van 2,0 odour units per kubieke meter lucht is komen te liggen."

In ABRvS, 200902261/1/ M2 van 25 november 2009 wordt een gebied niet als bebouwde kom aangemerkt. Enerzijds vanwege de beperkte omvang en anderzijds vanwege de aard van de omgeving: landbouwgronden en oppervlaktewater. "De Afdeling overweegt dat de Visserweert bestaat uit enkele woningen en bedrijfsgebouwen en is gelegen tussen de dorpen Roosteren en Illikhoven. De omgeving van de Visserweert bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden en oppervlaktewater. Ook bestaat er enige concentratie van gebouwen en bevolking, maar de omvang is te klein om die concentratie als bebouwde kom te kunnen aanmerken."

In ABRvS, 200900791/1/M2 van 23 september 2009 wordt een bungalowpark, ondanks een bepaalde dichtheid op het park zelf niet als bebouwde kom beschouwd omdat de omgeving hoofdzakelijk bestaat uit landbouwgronden en bossen, op ruimte afstand van de dorpskern. "De desbetreffende recreatiewoning maakt deel uit van een bungalowpark waarop circa 175 recreatie- en vakantiewoningen zijn gelegen. Het bungalowpark heeft een oppervlakte van ongeveer 7 hectare en ligt in het buitengebied, op ruime afstand van de kern van Ermelo. De omgeving van het park bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden en bossen. Er is geen op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing. De omgeving van het bungalowpark heeft dan ook niet het karakter van een bebouwde kom. De recreatiewoningen op het bungalowpark hebben een woon- en verblijfsfunctie; ongeveer 60 woningen worden permanent bewoond. Weliswaar kan aan dit terrein een bepaalde dichtheid aan gebouwen en bevolking niet worden ontzegd, maar dit betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat het bungalowpark op zich zelf een bebouwde kom vormt."

In ABRvS, 200801961/1 van 11 maart 2009 wordt het terrein van een zorgsinstelling niet als bebouwde kom aangemerkt, gezien de ruime afstand van de dorpskern en de omgeving bestaande uit verspreidliggende agrarische bedrijven en een vakantiepark. "Het terrein van de zorginstelling ligt in het buitengebied op ruime afstand van de dorpskern Woudenberg. In de omgeving van het terrein van de zorginstelling bevinden zich verspreid liggende agrarische bedrijven en een vakantiepark. Op het terrein van de zorginstelling staat een aantal gebouwen die blijkens de stukken vooral een woon- en verblijfsfunctie hebben. Weliswaar kan aan het terrein van de zorginstelling een bepaalde dichtheid aan gebouwen en bevolking niet worden ontzegd, maar dit betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat het terrein het karakter van een bebouwde kom heeft. De conclusie is dat de Wet geurhinder en veehouderij wat de gebouwen van de zorginstelling betreft - anders dan waarvan het college is uitgegaan - niet aan vergunningverlening in de weg staat."