Wat gold in het Besluit landbouw voor opslag vaste mest?

Vraag

Welke eisen stelde het -inmiddels vervallen- Besluit landbouw aan de opslag van vaste mest?

Antwoord

Het Besluit landbouw gaf voor de opslag van vaste mest voorschriften voor geur, bodem en oppervlaktewater.

Geurhinder

De opslag van vaste mest moest plaatsvinden op tenminste 100 meter van een object categorie I of II en tenminste 50 meter van een object categorie III, IV of V. Deze categorieobjecten stonden beschreven in de definities van het Besluit landbouw.

Kinderboerderijen zijn, gelet op hun doel, vaak in een bebouwde kom (categorie I) gelegen en konden meestal niet aan deze afstanden voldoen. Kinderboerderijen vielen onder de werkingssfeer van het Besluit. Afstanden waren dus geen uitsluitingsgronden voor kinderboerderijen (met uitzondering van kinderboerderijen in of nabij een zeer kwetsbaar gebied).

Wel golden er extra eisen. Als een kinderboerderi op minder dan 100 meter van een object categorie I of II lag, of op minder dan 50 meter van een object categorie III, IV of V, moest de vaste mest zijn opgeslagen in een dichte container of gelijkwaardige voorziening en tenminste één keer per twee weken worden afgevoerd.

Bodembescherming

Opslag langer dan 2 weken, korter dan 6 maanden

Opslag van vaste mest die langer dan twee weken, maar korter dan 6 maanden werd opgeslagen op één locatie, moest plaatsvinden boven een absorberende laag met een dikte van ten minste 0,15 meter en een organisch stofgehalte van ten minste 25 % (bijvoorbeeld turf of stro of ander materiaal met vergelijkbare absorberende eigenschappen).
Daarnaast moest de opslag zodanig plaatsvinden dat contact met hemelwater zoveel mogelijk werd voorkomen. Dat kon worden gerealiseerd door gedurende de gehele periode de opslag te laten plaatsvinden onder een vaste constructie (zoals een overkapping) of door het afdekken met bijvoorbeeld een afdekdoek (vezeldoek of antiworteldoek). Ook het afdekken met een 15 cm dikke compostlaag bood voldoende bescherming.

Als de opslag van vaste mest werd verwijderd, moest de absorberende laag eveneens worden verwijderd (zie voorschrift 2.2.2). Dit was voorgeschreven om te voorkomen dat het absorberend vermogen van deze laag afnam.

Opslag langer dan 6 maanden

Opslag van vaste mest gedurende een half jaar of langer moest plaatsvinden op een tenminste mestdichte vloer met opstaande randen of een gelijkwaardige voorziening. Uitzakkend vocht mocht niet in contact kunnen treden met de bodem en het oppervlaktewater en moest worden bewaard in een vloeistofdichte opslagruimte of vloeistofdichte voorziening (zie voorschrift 2.2.1).
De vraag wanneer een vloer mestdicht was, werd, gelet op de begripsomschrijving, bepaald met gebruikmaking van de Bouwtechnische richtlijnen mestbassins. De opslag hoefde niet in beton te zijn uitgevoerd; ook bij gebruik van zand-bentoniet of leemverhardingen kon worden voldaan aan het vereiste van mestdichtheid.

Oppervlaktewater

De opslag van vaste mest moest op tenminste 5 meter vanaf de insteek van het oppervlaktewater liggen.