Voldeed de overige opslag van mest (Rav E6.100) destijds aan de maximale emissiewaarde van het 'oude' Besluit huisvesting?

Vraag

Een gesloten opslag voor pluimveemest zonder luchtwassysteem viel onder de voormalige categorie E 6.100 (overige opslag van mest) van de Regeling ammoniak en veehouderije (Rav)) en voldeed dus niet aan de maximale emissiewaarde. Voldeed de veehouder dan niet aan het voormalige Besluit huisvesting?

Antwoord

Nee, maar door te compenseren kon hij dat verhelpen. De veehouder mocht de ammoniakemissie van een nieuwe opslag voor pluimveemest van E 6.100 (die niet voldeed aan de maximale emissiewaarde) compenseren met de emissie van het stalsysteem waar hij bij hoorde. Op deze manier was het dus toch mogelijk.

Het besluit is op 1 augustus 2015 vervangen door het nieuwe Besluit emissiearme huisvesting.

Compenseren

Het voormalige Besluit huisvesting bevatte afzonderlijke maximale emissiewaarden voor nageschakelde technieken in de pluimveehouderij. Nageschakelde technieken in de pluimveehouderij, waaronder ook de opslag van pluimveemest, werden in de Rav als een onderdeel van het huisvestingssysteem beschouwd.

Daarom mocht men de emissiefactor van de nageschakelde techniek E 6.100 optellen bij de factor voor het stalsysteem waar deze techniek bij hoorde. Voor een nieuwe stal inclusief gesloten mestopslagloods gold dan als maximale emissiewaarde de optelsom van de maximale emissiewaarde voor het stalsysteem en die voor de nageschakelde techniek. Bijvoorbeeld bij legkippen (niet-batterij) 0,125 + 0,015 = 0,14. Bij een nageschakelde techniek met Rav-code E 6.100 mocht het bijbehorende stalsysteem maximaal een emissiewaarde hebben van 0,14 – 0,05 = 0,09.

Met de lagere emissie van het stalsysteem werd de emissie van de mestopslag gecompenseerd, zodat het totale huisvestingssysteem voldeed aan de som van de maximale emissiewaarden.

Zie ook ABRvS, 201402877/1/A4, 19 november 2014 (Lingewaard).

Niet intern salderen

Het was niet mogelijk de emissie van een nieuwe gesloten mestopslag te compenseren met de emissie van een ander huisvestingssysteem binnen de inrichting (interne saldering). Een huisvestingssysteem (inclusief de eventuele mestopslag) dat na 1 januari 2007 wordt opgericht, moest namelijk zelfstandig voldoen aan de maximale emissiewaarden (artikel 2 lid 2 voormalige Besluit huisvesting).

Nieuw of bestaand

Als de veehouder een nageschakelde techniek toevoegde aan een stalsysteem, dan was er sprake van een verandering van het huisvestingssysteem. Een eventuele nieuwe mestopslag moest dus worden getoetst aan het Besluit huisvesting. Dan was compensatie mogelijk van de ammoniakemissie van het stalsysteem waar de mestopslag bij hoorde. Daarnaast moest het bevoegd gezag afzonderlijk beoordelen of de mestopslag BBT was.

Mestopslag met luchtwasser

Voor mestopslagloodsen voor pluimveemest mét luchtwasser met afzonderlijke emissiefactoren in de Rav: E 6.5, E 6.6 en E 6.7, voldeden wél aan de maximale emissiewaarden van het voormalige Besluit huisvesting.

Open mestopslag

Alle methodes van pluimveemestopslag werden als Beste Beschikbare Technieken (BBT) aangemerkt, behalve een open mestopslag. Ook bij een open opslag van pluimveemest was compensatie mogelijk, alleen niet bij IPPC-bedrijven. Dat kwam omdat een open pluimveemestopslag bij IPPC-bedrijven geen BBT was, zodat het bevoegd gezag deze niet kon vergunnen.