Toetsing van stof totaal bij veehouderijen

Veehouderijen, en dan met name pluimveehouderijen, stoten stof uit. Dit stof bestaat uit verschillende deeltjesgroottes. Totaal stof bestaat uit grof stof (groter dan 10 micrometer) en fijnstof (kleiner dan 10 micrometer).

Voor totaal stof staan emissiegrenswaarden in het Activiteitenbesluit. Voor fijnstof staan luchtkwaliteitsnormen in de Wet milieubeheer.

Emissiegrenswaarde totaal stof

In artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit staat voor totaal stof een emissiegrenswaarde van 5 mg/Nm³ bij een uurvracht groter dan 200 g/uur. Deze emissiegrenswaarde is gebaseerd op het toepassen van een filtrerende afscheider. Als dit niet mogelijk is, is de emissiegrenswaarde 20 mg/Nm3.

Voor de veehouderij zijn deze technieken niet BBT - filters ontworpen voor de industrie zijn technisch en economisch niet haalbaar voor veehouderijen.

Het Activiteitenbesluit geeft in artikel 2.7 de mogelijkheid om een ander emissiegrenswaarde te stellen of om maatregelen voor te schrijven. Voor de veehouderij is de emissiegrenswaarde nooit haalbaar. Behalve als de veehouder een luchtwasser plaatst. Een luchtwasser voorschrijven alleen voor verminderen van totaal stof is niet BBT. Omdat het doel -het voorkomen van hinder- meer gebaat is bij de maatregelen dan bij een emissiegrenswaarde, is het advies: neem maatregelen op en geen emissiegrenswaarde.

Uit artikel 2.3a van het Activiteitenbesluit volgt dat de emissiegrenswaarde voor stof niet van toepassing bij IPPC-bedrijven. In de BBT-conclusies staan namelijk eisen voor de emissies van stof.

Bronmaatregelen en effectmaatregelen

Bij veel activiteiten is de emissie van stof te beperken door maatregelen aan de bron. In de handleiding luchtemissies bij bedrijven staan diverse technieken. De emissiegrenswaarde in artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit is op deze bronmaatregelen gebaseerd.

In de veehouderij zijn deze technieken niet toepasbaar of niet kosteneffectief. In geval van meerdere emissiepunten, zoals verspreid liggende ventilatoren, is dat nog minder het geval. Deze technieken - zoals een doekenfilter of een bezinkkamer - zijn daarom voor de veehouderij niet aangemerkt als beste beschikbare technieken (BBT). De emissiegrenswaarde uit artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit is daarmee ook niet bruikbaar voor veehouderijen. Om hinder en mogelijk gezondheidsklachten zoveel mogelijk te voorkomen en beperken, zal het bevoegd gezag moeten kijken naar effectmaatregelen.

Bepalen kans op hinder

  • Stofdeeltjes groter dan 10 micrometer zijn zwaar en slaan relatief snel neer. De grootste invloed is te verwachten tot een afstand van ongeveer 100 meter. Daarna is de verdunning zo groot, dat er geen hinder meer te verwachten is. Het aanhouden van een voldoende afstand is een effectmaatregel. Er is niet genoeg informatie over de verspreiding en effecten van totaal stof bij veehouderijen om een duidelijke vuistregel te maken, zoals bij fijnstof wel het geval is (zie Handreiking fijnstof bij veehouderijen). In veel gevallen is de afstand tot een woning vanwege de regelgeving voor geur al voldoende.
  • Wanneer de stallen luchtwassers hebben, zal de emissie van totaal stof erg laag zijn. Verdere maatregelen zijn dan ook niet nodig.
  • Maatregelen die fijnstof (PM10) voorkomen, kunnen ook een gunstig effect hebben op de emissie van grotere deeltjes.

Effectmaatregelen

Bij woningen of andere gevoelige objecten waar de kans op hinder van stof groot is, kan hinder beperkt worden door maatregelen voor te schrijven. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • Stofkappen op de ventilatoren. Deze stofkappen zorgen ervoor dat de zwaardere deeltjes direct neerslaan. Om een stofhoop onder de ventilator te voorkomen kan het stof worden opgevangen in een waterbak.
  • Het plaatsen van een wand achter de ventilatoren, die het stof direct laten neerslaan.
  • Rekening houden met de verspreiding van stof bij het plaatsen van ventilatoren.

Deze maatregelen zorgen niet voor een lagere emissie, maar zijn allemaal effectmaatregelen.

Jurisprudentie

In de uitspraak ECLI:NL:RBOBR:2016:6751) komt de beoordeling van fijnstof aan de orde. Het gaat hier om een IPPC-bedrijf. Het besluit is genomen voordat de nieuwe BBT-conclusies zijn gepubliceerd. In de 'oude' Bref intensieve veehouderij stonden geen eisen voor stof, in de nieuwe BBT-conclusies wel.


Zie ook:

Uitspraak 201206406/1/A4 van de AB-RvS van 31 december 2013 en uitspraak ECLI:NL:RBOBR:2016:6751 van rechtbank Oost Brabant van 6 december 2016