Wet plattelandswoningen

Het is mogelijk dat een derde een voormalige agrarische bedrijfswoning gaat bewonen. Dit is het geval wanneer deze woning is afgesplitst van de veehouderij. Een derde is een persoon die niet of niet langer functioneel is verbonden aan de agrarische inrichting. Zo`n woning ligt dus dichtbij de veehouderij. Hierdoor kom je sneller in aanraking met het aspect 'geur' dan bij een normale burgerwoning het geval is. Hoe hiermee hoort te worden omgegaan, is geregeld in de  Wet plattelandswoningen.

Bij het beschermen van woningen en andere bouwwerken in de omgeving van de veehouderij geldt niet het feitelijk gebruik van de woning. De planologische status van de woning is bepalend.

De aanduiding 'plattelandswoning' houdt in dat de gemeente de voormalige agrarische bedrijfswoning kan uitsluiten van de geurbeoordeling. De bepalingen staan in de Wet geurhinder en veehouderij (artikel 2, derde lid) en het Activiteitenbesluit (artikel 1.3c).

De geurbelasting op een plattelandswoning is in veel gevallen hoger dan op een burgerwoning acceptabel is.

Let op: de toetsing aan de normen ter bescherming van de geurhinder die de plattelandswoning kan ondervinden van andere omliggende veehouderijen blijft gelden.

Deze wet geldt niet alleen voor geur, maar voor ook voor andere milieuaspecten zoals geluid en externe veiligheid. Informatie hierover is te vinden op de pagina Plattelandswoning.