Drijver past erkende maatregelen niet toe
De energiebesparingsverplichting uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit gelden alleen voor type A en type B-inrichtingen met een middel- of groot energieverbruik. De kleinverbruikers vallen buiten de werkingssfeer van artikel 2.15.
De drijver is niet verplicht gebruik te maken van de erkende maatregelensystematiek. U controleert dan volgens artikel 2.15. De erkende maatregelensystematiek verandert hierin niets.
Dat de drijver niet kiest voor de systematiek, kan een aantal redenen hebben. De drijver is een koploper of juist een achterblijver. Voor de koploper gaat de erkende maatregelensystematiek niet ver genoeg en wil graag meer energie besparen. Bij deze inrichting hoeft u niet handhavend op te treden.
Door de informatieplicht weet u om welke maatregelen het gaat. Misschien kunt u deze inrichting gebruiken als voorbeeldcasus voor andere inrichtingen.
De achterblijver doet juist weinig, uit onwil of onwetendheid. In het eerste geval start u een handhavingstraject. In het tweede geval kun u helpen en wijzen op de erkende maatregelensystematiek.
Toezicht bij kleinverbruikers
De kleinverbruikers vallen niet onder artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Wel kunt u de drijver aanmoedigen energie te besparen. Dit geldt zeker als het gaat om een kleine inspanning met een groot resultaat. Hierbij valt te denken aan het doelmatig beheer en onderhoud van energieverbruikende installaties.
Denk daarbij aan het het op tijd schoonmaken van vervuilde en vervangen van kapotte onderdelen. Als u tijdens het bezoek deze mogelijkheden ziet, noem dit dan.
Bij duidelijke energieverspilling kunt u in uitzonderlijke gevallen handhaven op basis van zorgplicht (Activiteitenbesluit artikel 2.1). Ga hier terughoudend mee om. Meer over de zorgplicht kunt u lezen in de Handreiking.
Toezicht bij middelgrote verbruikers
Inrichtingen met een middelgroot energieverbruik vallen onder artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat zij alle energiebesparende maatregelen moeten nemen die zich binnen 5 jaar terugverdienen. Dat kunnen ze doen door de maatregelen uit Bijlage 10 te treffen. U controleert of de drijver voldoet aan deze verplichting. Valt het bedrijf onder een bedrijfstak met een erkende maatregelenlijst dan gaat u uit van deze maatregelen. Dat betekent dat de maatregelen die de drijver kiest minstens een even grote energiebesparing moeten leveren als de erkende maatregel.
De drijver mag altijd een maatregel treffen die veel energie bespaart en een langere terugverdientijd heeft dan 5 jaar. Het doel is namelijk energiebesparing, niet de terugverdientijd. Als de drijver niet aan de energiebesparingsverplichting voldoet, kunt u handhaven.
Bijlage 10 van het Activiteitenbesluit bevat de erkende maatregelen. Als de drijver alle (geldende) erkende maatregelen neemt, voldoet deze aan de energiebesparingsverplichting.
Toezicht bij grootverbruikers
Voor grootverbruikers geldt hetzelfde als bij middelgrote verbruikers. Namelijk de verantwoordelijkheid om alle energiebesparende maatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar of minder terugverdienen.
Ook bij de grootverbruiker kunt u over gaan tot handhaving. Bij een grootverbruiker kan het bevoegd gezag een energiebesparingsonderzoek verlangen (Activiteitenbesluit artikel 2.15, lid 3). Het onderzoek maakt inzichtelijk welke maatregelen nog mogelijk zijn. Aan de andere kant kan de drijver met het onderzoek aantonen dat hij voldoet aan de energiebesparingsverplichting.
De wetgeving omschrijft het begrip 'aannemelijk' niet. Daarom is het aan de toezichthouder zelf om te beoordelen of de drijver heeft voldaan aan lid 1 van artikel 2.15. Het is niet redelijk een handhavingstraject te starten of een onderzoek te vragen als:
- De drijver recente energiebalans en een lijst met besparingsmogelijkheden kan overleggen.
- Er een onderzoek is dat inzicht geeft in het besparingspotentieel en niet ouder is dan 4 jaar.
- alle maatregelen aanwezig zijn of er een planning is ze te nemen.
De drijver voldoet aan de energiebesparingsverplichting als hij de maatregelen van de erkende maatregelenlijst neemt. De voorwaarde is dat hij ze goed beheert en onderhoudt. U mag dan geen energiebesparingsonderzoek meer vragen. Dit blijkt uit artikel 2.16 van de Activiteitenregeling.