Vaststellen of inrichting onder werkingssfeer artikel 2.15 valt

Of een inrichting onder de werkingssfeer van artikel 2.15 valt hangt af van:

  • het type inrichting, type A of type B-inrichtingen én
  • het energieverbruik, middelgrote- of grootverbruiker
  • de uitzonderingen:
    • ETS-bedrijven
    • Deelnemers aan het CO2-vereveningssysteem

Als u daar om vraagt moet de drijver alle gegevens overleggen die u nodig heeft om vast te stellen onder welke regelgeving de inrichting valt.

Wilt u bepalen aan welke regelgeving de inrichting moet voldoen? Volg dan het stroomschema op de pagina Wabo.

Bepalen van het type inrichting

De eerste stap is het bepalen om welk type inrichting het gaat. Het Activiteitenbesluit maakt onderscheid tussen drie typen inrichting: type A, type B en type C.

De energiebesparingsverplichting uit het Activiteitenbesluit geldt niet voor type C-bedrijven. In de vergunning zijn voorschriften voor energiebesparing opgenomen. Zie voor meer informatie de pagina over typen inrichting en Wabo, energiebesparing in de vergunning.

Bepalen van het energieverbruik

De tweede stap is het bepalen van het energieverbruik. Zo is in te schatten tot welk type energieverbruiker de inrichting hoort. U stelt dit vast met maandelijkse of jaarlijkse overzichten van de energieleverancier. Veel informatie is in het bedrijfsdossier te vinden. Als het niet lukt de informatie vooraf te verzamelen, ziet u deze in tijdens het controlebezoek. Informatiebronnen zijn:

  • afrekeningen van de energieleverancier
  • periodieke opnames van meterstanden
  • eerder uitgevoerde energiebesparingsonderzoeken en/of energiescans (niet ouder dan 4 jaar)
  • het energielabel
  • inschatting van de leverancier (in geval van oprichting van de inrichting en nieuwbouw)
  • een eigen inschatting door:
    • ervaringscijfers bij overeenkomstige bedrijven, let op of de cijfers niet verouderd zijn (raadpleeg de branchevereniging of de database van de omgevingsdienst)
    • kengetallen voor het energieverbruik. (Kennisinstituut ISSO heeft een nieuwe versie ontwikkeld van Energiecijfers en –tabellen. Hierin staan kentallen over energiegebruik. ECN heeft lijsten voor elektriciteits- en gasverbruik beschikbaar op adresniveau)
    • veelgebruikte kentallen. Als het bedrijf afwijkt, wil dat niet zeggen dat het bedrijf het goed of slecht doet. Het is een aanwijzing om hier extra aandacht aan te besteden bij een controle

De inrichting kan een klein-, middelgrote of grootverbruiker zijn.

Kleinverbruiker

Een kleinverbruiker verbruikt in een kalenderjaar minder dan 50.000 kilowattuur aan elektriciteit én minder dan 25.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen.

Middelgrote verbruiker

Een middelgrote verbruiker verbruikt in een kalenderjaar tussen 50.000 en 200.000 kilowattuur aan elektriciteit en/of tussen 25.000 en 75.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen.

Grootverbruiker

Een grootverbruiker verbruikt in een kalenderjaar meer dan 200.000 kilowattuur aan elektriciteit of meer dan 75.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen.

Uitzonderingen werkingssfeer

De derde stap is het bepalen van een uitzondering op de werkingssfeer van artikel 2.15, lid 6. Deze sluit inrichtingen uit die meedoen aan:

  • het Emission Trading System (CO2-emissiehandel) of
  • aan het CO2-vereveningssysteem voor de glastuinbouw.

Deelnemers aan de MeerJarenAfspraak3 voldoen meestal aan de energiebesparingsverplichting uit artikel 2.15.

ETS-onderneming

ETS staat voor het Europese Emission Trading System, dit zijn inrichtingen die mee doen aan CO2-emissiehandel. Op de website van de Nederlandse Emissieautoriteit is meer informatie te vinden over het ETS-systeem. Hier vindt u ook een overzicht van de bedrijven die meedoen. Zie ook lid 6 van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit.

Deelnemer aan het CO2-vereveningssysteem

Als de inrichting meedoet aan het CO2-vereveningssysteem voor de glastuinbouw, dan geldt het energiebesparingsvoorschrift uit het Activiteitenbesluit niet.

De glastuinbouwsector heeft met de overheid een afspraak gemaakt over alle CO2-uitstoot van de bedrijven die meedoen aan het CO2-sectorsysteem. De kern van het CO2-sectorsysteem is dat de bedrijven samen binnen de overeengekomen emissieruimte moeten blijven. In ruil hiervoor krijgen ze belastingvoordeel.

Op de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kunt u meer over dit onderwerp lezen. Zie ook lid 6 van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit.




Aardgasequivalenten

Een aardgasequivalent (a.e.) drukt een standaard hoeveelheid energie uit per type brandstof (zoals huisbrandolie, stookolie, steenkool, benzine diesel) Daardoor is het mogelijk om verschillende brandstoffen te vergelijken.

In deze tabel vindt u omrekenwaarden.