Grote stookinstallaties

De Europese Commissie heeft de BBT-conclusies gepubliceerd op 17 augustus 2017 in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Toepassingsgebied

De BBT-conclusies hebben betrekking op de volgende activiteiten uit bijlage I van Richtlijn industriële emissies 2010/75/EU (RIE):

  • 1.1: het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer.
  • 1.4: de vergassing van steenkool of andere brandstoffen in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 20 MW of meer. Deze activiteit moet wel rechtstreeks verband houden met een stookinstallatie.
  • 5.2: afvalmeeverbrandingsinstallaties met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur (ongevaarlijke afvalstoffen) of meer dan 10 ton per dag (gevaarlijke afvalstoffen). Deze activiteit moet wel plaatsvinden in een onder categorie 1.1 vallende stookinstallatie.

Het gaat bij deze BBT-conclusies vooral om de upstream- en downstreamactiviteiten die rechtstreeks verband houden met de activiteiten die hierboven staan. Dit is met inbegrip van de toegepaste technieken voor emissiepreventie en -beperking.

Het gaat om alle vaste, vloeibare en/of gasvormige brandstoffen:

  • vaste brandstoffen zoals steenkool, bruinkool, turf
  • biomassa. De definitie staat in artikel 3 punt 31 van de RIE
  • vloeibare brandstoffen zoals zware stookolie en gasolie
  • gasvormige brandstoffen zoals aardgas, waterstofhoudend gas en syngas
  • sectorspecifieke brandstoffen zoals bijproducten van de chemische en de ijzer- en staalindustrie
  • afvalstoffen. Hieronder valt niet ongesorteerd stedelijk afval zoals omschreven in artikel 3, punt 39 van de RIE. Ook valt hieronder niet andere afvalstoffen zoals vermeld in artikel 42 lid 2a ii) en iii) van de RIE

Deze BBT-conclusies hebben geen betrekking op:

  • installaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 15 MW
  • stookinstallaties waarvoor een afwijking wegens beperkte levensduur of een afwijking voor stadsverwarming geldt
  • de vergassing van brandstoffen, wanneer deze niet rechtstreeks verband houdt met de verbranding van het resulterende syngas
  • de vergassing van brandstoffen met daaropvolgende verbranding van syngas, wanneer deze rechtstreeks verband houdt met het raffineren van aardolie en gas
  • de upstream- en downstreamactiviteiten die niet rechtstreeks verband houden met verbrandings of vergassingsactiviteiten
  • de verbranding in procesovens of -verhitters
  • de verbranding in naverbrandingsinstallaties
  • het affakkelen
  • de verbranding in terugwinningsketels en TRS-branders (TRS: total reduced sulfur) in installaties voor de productie van pulp en papier. Hiervoor gelden de BBT-conclusies voor de productie van pulp, papier en karton
  • de verbranding van raffinagebrandstoffen op de raffinaderij. Hiervoor gelden de BBT-conclusies voor het raffineren van aardolie en gas
  • afval(mee)verbrandingsinstallaties. Dit is het geval als meer dan 40% van de vrijkomende warmte afkomstig is van gevaarlijke afvalstoffen. Ook is dit het geval als alleen afvalstoffen (geen biomassa) worden verbrand. In dat geval gelden de BBT-conclusies voor afvalverbranding

Beschikbare documenten

Herziening

Meer informatie vindt u op de site van het IPPC bureau (Engels).


stookinstallatie

Wettelijke verplichtingen bevoegd gezag

Meer informatie vindt u in de Handleiding IPPC.