Afwijken van BBT-conclusies

Mogelijkheid tot afwijken

Voldoet de IPPC-installatie niet aan BBT, dan kan het bevoegd gezag in bepaalde gevallen minder strenge emissiegrenswaarden vaststellen.

Afwijken van de BBT-conclusies kan volgens artikel 5.5 lid 7 van het Besluit omgevingsrecht als sprake is van buitensporig hogere kosten in verhouding tot de milieuvoordelen door:

  • geografische ligging
  • lokale milieuomstandigheden
  • technische kenmerken van de installatie

Geografische ligging

De geografische ligging biedt de mogelijkheid rekening te houden met verschillen in landschap, klimaat en grondsoorten binnen de Europese Unie. Binnen Nederland zullen er weinig gevallen zijn waarbij de geografische ligging van de inrichting leidt tot een afwijkend niveau van BBT. Toch kunnen bijvoorbeeld de beschikbaarheid van water en de mogelijkheid om water te lozen een rol spelen bij het bepalen van BBT en de daarbij behorende emissiegrenswaarde.

Lokale Milieuomstandigheden

De lokale milieuomstandigheden kunnen in Nederland geen reden zijn om minder strenge eisen te stellen. Het bevoegd gezag beoordeelt of de emissiegrenswaarde strenger moet zijn om de lokale milieukwaliteit te kunnen borgen. Het bevoegd gezag motiveert waarom de afwijking nodig is. Zo kan de nabijheid van bebouwing of bedrijvigheid leiden tot een strengere emissienorm, om mens en milieu te beschermen.

Meer informatie over toetsen aan luchtkwaliteitseisen staat op een aparte webpagina.

Technische kenmerken van de installatie

Bij het opstellen van BBT-conclusies is de economische toetsing al op sectoraal niveau gedaan. Het bevoegd gezag hoeft de economische haalbaarheid van een beste beschikbare techniek in dat geval niet opnieuw vast te stellen.

Alleen in uitzonderlijk gevallen maakt het bevoegd gezag een beoordeling over de economische haalbaarheid van een techniek. Er is sprake van een uitzonderlijk geval wanneer de inrichting uniek is in zijn soort, waardoor:

  • een beoordeling op sectoraal niveau niet mogelijk is, en
  • er voor de betrokken activiteit geen BBT-conclusies of aangewezen BBT-documenten bestaan.

In bepaalde gevallen kan blijken dat een langere periode dan vier jaar nodig is voordat de IPPC-installatie kan voldoen aan de BBT-conclusies. In dat geval kan het bevoegd gezag eventueel op basis van de technische kenmerken van de installatie motiveren waarom de installatie niet binnen vier jaar kan voldoen. Het bevoegd gezag neemt in de vergunningvoorschriften op wanneer de installatie wel zal gaan voldoen.

Uit de beste beschikbare technieken die in de BBT-conclusies (en bijbehorende BREF) staan en de beschrijving daarvan blijkt bij welke technieken binnen de sector een langere termijn van belang kan zijn. Een voorbeeld hiervan is de volledige ombouw van een glasoven in de BBT-conclusies voor de productie van glas. Zie ook vraag en antwoord van de Europese commissie over dit soort situaties.

Methodiek kosteneffectiviteit en integrale afweging

Er zijn verschillende hulpmiddelen voor het bepalen van de kosteneffectiviteit en de integrale afweging. Op de volgende webpagina’s staat meer informatie:

Tenslotte biedt het Referentiedocument economics, cross media en issues een mogelijk hulpmiddel.

Motivatie- en rapportageplicht

De motivatie voor het eventueel toestaan van minder strenge emissiegrenswaarden, valt onder de algemene motiveringsplicht. Deze verplichting staat in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het motiveringsvoorschrift staat in artikel 2.14 lid 4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

NNederland is verplicht om alle gevallen waarin het bevoegd gezag afwijkt van de BBT-conclusies te rapporteren aan de Europese Commissie. Het bevoegd gezag geeft daarom altijd in de IPPC-database uitdrukkelijk aan dat afgeweken is van de BBT-conclusies. De IPPC-database staat op de website van het e-mjv.

Er geldt een actualisatieplicht binnen 4 jaar nadat de Europese commissie nieuwe BBT-conclusies publiceert. Een bedrijf moet binnen die 4 jaar aan de nieuwe BBT-conclusies voldoen. Het kan voorkomen dat het bedrijf een langere termijn dan 4 jaar nodig heeft om te voldoen. Ook dit is een afwijking die Nederland moet rapporteren aan de Europese Commissie. Het bevoegd gezag geeft een dergelijke afwijking daarom aan in de IPPC-database.

Rapporteren afwijken BBT-conclusies

Nederland moet afwijkingen van de BBT-conclusies rapporteren aan de Europese Commissie. Deze rapportageplicht geldt voor afwijkingen volgens artikel 15 lid 4 van de RIE. Het gaat hier om afwijkingen van de BAT-AEL range. Dit zijn dus emissies die niet binnen de BAT-AEL range liggen.Het bevoegd gezag is verplicht om dit in de IPPC-database aan te geven. De motivatie voor de afweging moet staan in de considerans van de vergunning.

Het toepassen van een gelijkwaardige maatregel is geen afwijking. Met de gelijkwaardige maatregel moet het bedrijf in dat geval wel beneden de bovenkant van de BAT-AEL range zitten.

Artikel 15 lid 3b onder de RIE staat toe dat een vergunningverlener emissiegrenswaarden vaststelt die wat betreft waarden, perioden en referentieomstandigheden verschillen van die van de BAT-AELs. Dit is toegestaan zolang het bevoegd gezag één keer per jaar de monitoringsresultaten van de emissie beoordeelt. De monitoringsresultaten moeten een vergelijking met de BAT-AEL waarden mogelijk maken en moeten dan ook beneden de BAT-AEL range zitten. Ook dit is geen afwijking die gerapporteerd hoeft te worden aan de Europese Commissie.