Neemt de vergunningverlener voor een IPPC-installatie monitoringsvoorschriften voor luchtemissies op in de vergunning?

Vraag

Neemt de vergunningverlener voor een IPPC-installatie monitoringsvoorschriften voor luchtemissies op in de vergunning?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag hangt af van de situatie. Bij een IPPC-installatie zijn de volgende situaties mogelijk:

  • Er geldt een BBT-conclusie. Afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit geldt niet met uitzondering van de minimalisatieverplichting voor ZZS.
  • Er geldt geen BBT-conclusie. Afdeling 2.3 uit het Activiteitenbesluit geldt bij relevante luchtemissies.

Wel een BBT-conclusie

Als er een BBT-conclusie is, dan geldt de emissiegrenswaarde uit afdeling 2.3 Activiteitenbesluit niet. Ook geldt de monitoringsverplichting uit artikel 2.8 van het Activiteitenbesluit niet. Dit volgt uit artikel 2.3a lid 2 van het Activiteitenbesluit.

De BBT-conclusie kan bestaan uit een BAT-AEL range. In dat geval neemt de vergunningverlener een emissie-eis op in de vergunning op basis van de BAT-AEL range in de BBT-conclusies. Bestaat de BBT-conclusie niet uit een BAT-AEL range, dan heeft het bevoegd gezag de keuze om wel of niet een emissie-eis vast te leggen in de vergunning.

De vergunningverlener is verplicht om bij een emissie-eis een monitoringsvoorschrift op te nemen in de vergunning. Dit volgt uit artikel 5.5 lid 4a van het Besluit omgevingsrecht.

Soms geeft de BBT-conclusie nog onvoldoende basis voor een goede monitoring van de luchtemissies. In dat geval kan het bevoegd gezag er voor kiezen om aan te sluiten bij het controleregime uit artikel 2.8 van het Activiteitenbesluit. De vergunningverlener legt deze monitoringsvoorschriften vast in de vergunning.

Geen BBT-conclusie

De emissiegrenswaarden uit afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit gelden als vangnet. Als voor een IPPC-installatie voor een bepaalde emissie geen BBT-conclusies gelden, dan zijn de voorschriften uit het Activiteitenbesluit direct van toepassing. Dit volgt uit artikel 2.3 lid 2 van het Activiteitenbesluit.

De voorschriften uit het Activiteitenbesluit zijn direct werkend. De vergunningverlener neemt deze eisen daarom niet op in de vergunning van een IPPC-bedrijf. De emissiegrenswaarde volgt uit artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit. De controlevoorschriften volgen uit artikel 2.8 van het Activiteitenbesluit. Het bevoegd gezag kan gemotiveerd afwijken van de emissiegrenswaarde of het controleregime.