Systematische aanpak onderzoeksopgave

Als in een bestemmingsplan of met een omgevingsvergunning afwijken nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt, moet rekening worden gehouden met de bedrijvigheid in de omgeving. De bedrijfsvoering mag niet onevenredig worden geschaad en ter plekke van de nieuwe woningen moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Hierbij moet rekening worden gehouden met de planologische mogelijkheden voor de woningen en de planologische rechten van de bedrijven. De planologische rechten van de bedrijven betreffen de maximale invulling van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Het is niet voldoende alleen de feitelijke situatie of de mogelijkheden van het bedrijf op basis van het Activiteitenbesluit of de omgevingsvergunning milieu te beoordelen. Om het onderzoek naar bedrijven en milieuzonering te structureren is er een stappenplan opgesteld.

U krijgt hier informatie over:

Inleiding onderzoeksopgave

Voor een Wro- of Wabo-procedure waarmee een nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, is vaak onderzoek nodig. De onderzoeksopgave is afhankelijk van:

  • de te realiseren functie;
  • de omgeving;
  • het in te zetten instrument;
  • het te onderzoeken aspect;
  • het (wettelijk) toetsingskader of richtlijn.

Voor bijvoorbeeld het realiseren van een bedrijf, natuur, wegen of nieuwe woningen, gelden verschillende onderzoeksopgaven. Deze onderzoeksopgave wordt mede bepaald door de omgeving. Zijn er gevoelige functies in de omgeving? Of juist milieubelastende functies?

De keuze voor het instrument is medebepalend voor het benodigde onderzoek. Voor een bestemmingsplan is vaak uitgebreider onderzoek nodig dan voor een Omgevingsvergunning afwijken voor per AmvB aangewezen gevallen (2.12 lid 1, onder a, sub 2 Wabo). Het onderzoek voor een buitenplanse Omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan (2.12 lid 1, onder a, sub 3 Wabo) is juist vergelijkbaar met een bestemmingsplan. De mogelijkheid om maatregelen te borgen zijn eveneens afhankelijk van het gekozen instrument, de te realiseren functie en de omgeving.

Stappenplan

Het onderzoek naar de gevolgen van een nieuwe gevoelige functie bij een bestaand bedrijf is in een aantal stappen onder te verdelen:

  • Stap 1: Verzamelen gegevens
  • Stap 2: Planologische rechten
  • Stap 3: Milieubelangen
  • Stap 4: Feitelijke situatie
  • Stap 5: Maatregelen

U krijgt hier per stap informatie.

Stap 1: Verzamelen gegevens

Onderzoeksstappen 1 kopie

In deze stap worden alle beschikbare gegevens verzameld. De relevante omgevingskenmerken worden in beeld gebracht. Van belang hierbij is onder andere welke bestaande bedrijven en woningen er in de nabijheid aanwezig zijn. De planologische geldende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen milieu worden geïnventariseerd. Ook wordt in kaart gebracht welke van de bestaande bedrijven vergunningsplichtig zijn of geheel of gedeeltelijk onder het Activiteitenbesluit vallen en of er maatwerkvoorschriften zijn opgesteld . Ook wordt intern nagegaan of er uitbreidingsplannen van de bedrijven bekend zijn.

Stap 2: Planologische rechten

Onderzoeksstappen 2 kopie

De planologische rechten van bedrijven worden bepaald door de toegestane bedrijfscategorie in het bestemmingsplan. Deze zijn afgeleid van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) bedrijvenlijst.
Van belang hierbij is dat de VNG bedrijvenlijst richtafstanden aangeeft. Meestal geven deze afstanden een goede indicatie. De werkelijke hindercontouren kunnen afwijken van deze richtafstanden. Daarom is het van belang altijd te beoordelen of er bijzondere omstandigheden zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen blijken uit de omgevingsvergunning milieu of meldingen in het kader van het activiteitenbesluit.
Als er geen bijzondere omstandigheden zijn kan stap 2 het einde van het onderzoek zijn. Op basis van de nu beschikbare informatie kan gemotiveerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De belangen van het bedrijf worden in dit geval niet aangetast. Er is voldoende afstand tussen de nieuwe woningen en de bedrijven.

Stap 3: Milieubelangen

Onderzoeksstappen 3 kopie

In de volgende gevallen kan het nodig zijn specifieker naar de milieubelangen van de bedrijven te kijken:

  1. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor de VNG-richtafstanden niet representatief zijn voor het bedrijf;
  2. Als uit stap 2 blijkt dat er knelpunten zijn.

Ad 1)
Er kunnen verschillende bijzondere omstandigheden zijn. Zo kan er bijvoorbeeld een opslag van bepaalde (gevaarlijke) stoffen zijn. Hierdoor kan het nodig zijn grotere afstanden aan te houden dan de richtafstanden aangeven. Om deze afstanden goed in beeld te brengen is stap 3 nodig. Belangrijk hierbij is de omgevingsvergunning milieu of meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit. Hiermee kunnen bedrijfsspecifieke milieugegevens in beeld gebracht worden en de milieubelangen afgewogen worden ten opzichte van de ontwikkeling van nieuwe woningen.

Ad 2)
De nieuwe ontwikkeling kan ook (deels) binnen de richtafstanden liggen. Dan is het nodig om op basis van de milieugegevens te onderzoeken of de milieubelangen al dan niet in het geding zijn. Ook hier speelt de omgevingsvergunning of de melding Activiteitenbesluit een belangrijke rol. Hiermee kunnen maatregelen zijn voorgeschreven of beperkingen zijn opgelegd aan de mogelijke activiteiten. Bijvoorbeeld omdat er al bestaande woningen in de nabijheid van het bedrijf aanwezig zijn. Dit maakt dat het mogelijk kan zijn om nieuwe woningen binnen de richtafstanden te realiseren en ook te voldoen aan de milieubelangen. De belangen van het bedrijf mogen daarbij niet onevenredig worden geschaad.

Stap 4: Feitelijke situatie

Onderzoeksstappen 4 kopie

In sommige gevallen biedt de omgevingsvergunning milieu of het Activiteitenbesluit (stap 3 milieubelangen) meer ruimte dan het bedrijf feitelijk nodig heeft. Bijvoorbeeld omdat er maatregelen zijn genomen, waardoor de milieucontouren voor de vergunde activiteiten kleiner zijn geworden. Dan is het zinnig om de feitelijke situatie (met eventuele uitbreidingsplannen) in beeld te brengen (stap 4). Op basis hiervan kan beoordeeld worden of ter plaatste van de nieuwe woningbouw sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Om dit ook voor de toekomst te waarborgen, zal bij een vergunningsplichtig bedrijf de omgevingsvergunning aangepast moeten worden op de actuele situatie. De maatregelen moeten hierin verankerd worden. Ook kan het nodig zijn de planologische mogelijkheden van het bedrijf af aan te passen aan de feitelijke situatie (zie stap 5 maatregelen).
Voldoet het bedrijf nog niet aan BBT (Best Beschikbare Technieken), dan kan onderzocht worden of door toepassing hiervan de woningbouw wel mogelijk wordt. De BBT-maatregelen moeten dan vastgelegd worden in de omgevingsvergunning milieu.

Soms is het niet nodig de omgevingsvergunning milieu aan te passen. Zo kunnen actuele geluid- of geurberekeningen op basis van de vergunde activiteiten aantonen dat er feitelijk geen knelpunten zijn. Dit kan het geval zijn als er sprake is van nieuwe rekenmethodieken. Daarbij is wel de formulering in de vergunning van belang. Is er bijvoorbeeld een geluid-of geurcontour vastgelegd dan zal alsnog de vergunning aangepast worden. Anders volstaat een motivering in de toelichting van het bestemmingsplan.

Stap 5: Maatregelen

Onderzoeksstappen 5 kopie

Vaak zijn er maatregelen nodig om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen te realiseren. Daarbij is het van belang dat deze maatregelen (nu en in de toekomst) gewaarborgd zijn. Mogelijke maatregelen zijn:

  • het aanpassen van de planologische mogelijkheden van het bedrijf in het bestemmingsplan;
  • het aanpassen van de omgevingsvergunning milieu of het stellen van maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit.

Voorbeeld 1:
Het bestaande bedrijf vormt geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Het bestemmingsplan staat een hogere bedrijfscategorie toe dan het feitelijk aanwezige bedrijf nodig heeft. Er is bijvoorbeeld een categorie 3.2 bestemd terwijl het bedrijf onder categorie 3.1 valt. Als maatregel, kan de maximale bedrijfscategorie in het bestemmingsplan aangepast worden. Hierdoor kan gewaarborgd worden dat er een goed woon – en leefklimaat blijft voor de nieuwe woningen. Het aanwezige bedrijf wordt niet in zijn belangen geschaad. Er kan echter wel sprake zijn van planschade door het inperken van de planologische mogelijkheden. Hierbij is een belangenafweging nodig. Zo kan het belang van de nieuwe woningen zwaarder wegen dan de planologische ruimte voor het bedrijf. Als daarbij het planschaderisico aanvaardbaar is, kan het bestemmingsplan voor het bedrijf aangepast worden.

Voorbeeld 2:

Er zijn maatregelen bij het bedrijf nodig. Door bijvoorbeeld de deuren gesloten te houden, kan geluidsoverlast voorkomen worden. Deze maatregel kan bij een vergunningsplichtig bedrijf vastgelegd worden in de omgevingsvergunning of opgelegd worden via een maatwerkvoorschrift in het kader van het Activiteitenbesluit.

In sommige gevallen is het mogelijk om de maatregelen rechtsreeks te borgen in het bestemmingsplan. Dit gaat via een voorwaardelijke verplichting.

Voorbeeld 3:
Woningbouw is alleen mogelijk als er een geluidsscherm wordt gerealiseerd tussen het bedrijf en de woningen. Dit kan via een voorwaardelijke verlichting vastgelegd worden. Hiervoor wordt bijvoorbeeld de voorwaarde opgenomen dat het geluidscherm eerst gebouwd moet zijn voor de woningen worden gebouwd. Een dergelijke voorwaarde zal dan in de bouwregels van de woningen worden opgenomen. Belangrijk bij een dergelijke voorwaardelijke verplichting is dat ook geborgd wordt dat het scherm in stand blijft.

Voorbeeld 4:
Soms worden woningen mogelijk gemaakt via de flexibiliteitsinstrumenten van het bestemmingsplan. De uitwerkingsregels, wijzigingsregels of afwijkingsregels in het bestemmingsplan kunnen dan de benodigde maatregelen omvatten.
In de uitwerkingsregels kan bijvoorbeeld een minimale afstand opgenomen worden tussen de nieuwe woningen en een bestaand bedrijf. Ook kan de voorwaarde van een dove gevel opgenomen zijn.

Belangrijk is dat het bij de vaststelling van het bestemmingsplan voldoende zeker is dat de maatregelen genomen zijn, op het moment dat de nieuwe woningen gerealiseerd worden. Dezelfde voorwaarde geldt bij het nemen van een Omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan.

Verschil Bestemmingsplan / Afwijken bestemmingsplan

Bij een omgevingsvergunning buitenplans afwijken (artikel 2.12 Wabo, lid 1 onder a, sub 3) is er sprake van een concreet bouwplan. De onderzoeken moeten hierop toegespitst worden. Dit is anders dan de onderzoeksopgave bij een bestemmingsplan. Daarbij moet uitgegaan worden van de maximale planologische mogelijkheden van het plan. Deze zijn vaak ruimer dan het concrete bouwplan.