Activiteitenbesluit: Maatwerk en controlemetingen

Vraag

Wat kan gedaan worden met de resultaten van het akoestisch onderzoek in relatie tot maatwerkvoorschriften?

Antwoord

De resultaten van het akoestisch onderzoek kunnen worden gebruikt voor een maatwerkvoorschrift op basis van art. 2.20. Bij maatwerkvoorschrift kunnen andere waarden worden gesteld of kan een andere plaats worden aangewezen waar de grenswaarden gelden (art. 2.20 lid 1 en 4). Daarnaast kan bij maatwerkvoorschrift worden bepaald welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen (art. 2.20 lid 5). Het bevoegd gezag kan technische voorzieningen en gedragsregels alleen opleggen als dit nodig is om te voldoen aan de grenswaarden.

Indien bij maatwerkvoorschrift wordt vastgelegd dat technische voorzieningen moeten worden aangebracht, kan dit enige problemen geven. Een bouwkundige voorziening die in een maatwerkvoorschrift is verwoord, kan in de praktijk bijvoorbeeld niet de berekende isolatie uit het akoestisch rapport waarmaken. Uitvoeringsfouten kunnen hierbij een rol spelen. Daarnaast kan de vraag zich opwerpen wat in de periode totdat de vereiste voorzieningen aangebracht zijn, wel en niet mag.

Het is niet mogelijk controlemetingen voor te schrijven in een maatwerkvoorschrift. Wel kan op de aanwezigheid van technische voorzieningen die in een maatwerkvoorschrift zijn opgenomen worden gehandhaafd. Daarnaast kan natuurlijk altijd worden gehandhaafd op de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Het verdient de voorkeur om een maatwerkvoorschrift (bijvoorbeeld een maximaal toegestaan muziekgeluidsniveau) op te stellen dat gebaseerd is op de feitelijke geluidsisolatie van het horecapand. Zodra een ondernemer kan aantonen dat de geluidsisolatie van zijn pand is verbeterd, kan hij een verzoek indienen om een eerder maatwerkvoorschrift in te trekken en een nieuw maatvoorschrift op te leggen. Daarbij kunnen controlemetingen als onderbouwing dienen.
Deze benadering waarbij de feitelijke situatie als uitgangspunt wordt genomen, komt aan de orde in  de uitspraak ABRvS 4 juli 2001 nr. 200005086/1 (vindplaats: nieuwsbrief StAB 3/2001, nr. 01-71):


"De Afdeling stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in de bestaande situatie in de nachtperiode het equivalente geluidsniveau van het muziekgeluid niet hoger mag zijn dan 69 dB(A) om aan de in voorschrift 1.1.1 van het Besluit genoemde equivalente geluidsgrenswaarde van 40 dB(A) te kunnen voldoen. Derhalve waren verweerders bevoegd om de bestreden nadere eis te stellen. Ook zonder nadere eis mag het muziekgeluid in het café van appelante niet hoger zijn dan 69 dB(A) in de nachtperiode. Nu dit geluidsniveau van 69 dB(A) derhalve impliciet reeds door het Besluit wordt voorgeschreven, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders deze nadere eis in redelijkheid niet hadden mogen stellen. Het risico dat het café moet worden gesloten omdat het genoemde geluidsniveau te laag is om voldoende bezoekers te trekken, is een omstandigheid die door verweerders zal moeten worden betrokken bij de belangenafweging in een eventuele handhavingsprocedure."

De 8.40 AMvB waarnaar in deze uitspraak wordt verwezen, is komen te vervallen met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit. De overgang naar het Activiteitenbesluit is voor de interpretatie van deze uitspraak niet van belang.