Hoogte normen voor de wijziging of aanleg van rijksinfrastructuur gelijk aan die voor het projecteren van geluidsgevoelige objecten?

Vraag

Is de hoogte van de normen voor de wijziging of aanleg van rijksinfrastructuur gelijk aan die voor het projecteren van geluidsgevoelige objecten binnen de zone van gemeentelijke infrastructuur?

Antwoord

Ja.

Geluidsgevoelige bestemmingen worden bij de wijziging geluidproductieplafonds beoordeeld volgens een nieuw normenstelsel (artikel 11.2 Wm):

  1. wegen: voorkeurswaarde 50 dB, maximale waarde 65 dB, binnenwaarde A 36 dB en binnenwaarde B 41 dB;
  2. spoorwegen: voorkeurswaarde 55 dB, maximale waarde 70 dB, binnenwaarde A 36 dB en binnenwaarde B 41 dB

De voorkeurswaarde voor het aanleggen of wijzigen van een rijksweg in de Wet milieubeheer (50 dB) is 2 dB hoger dan de voorkeurswaarde voor gemeentelijke en provinciale wegen uit de Wet geluidhinder (48 dB). Hiermee lijkt geluidgevoelige objecten op het eerste gezicht meer beschermd tegen geluid van gemeentelijke en provinciale wegen. Dat is niet het geval.

De aftrek van 2 dB (artikel 110g Wgh) is sinds 1 juli 2012 niet van toepassing op de berekende geluidsbelasting bij wijziging of aanleg van een rijksweg. Het weglaten van deze aftrek zou leiden tot een aanscherping van de voorkeurswaarde en maximale waarde met 2 dB. De emissiefactoren van het wegverkeer kunnen immers niet gelijktijdig met het vervallen van deze aftrek verlaagd worden. Om deze reden zijn de huidige normen voor rijkswegen met de aftrek van 2 dB verhoogd.

In bijlage 3 van de Memorie van toelichting 32 252 nr. 3 is aangegeven dat de aftrek uit artikel 110g Wgh afgebouwd zal worden. De ingrijpende wijziging van het stelsel voor rijkswegen en de overgang naar een eenvoudiger normstelling biedt de gelegenheid om dat te doen.

Toetsing

Het bevoegd gezag toetst bij het projecteren van een geluidsgevoelige objecten binnen de zone van een gemeentelijke, provinciale en rijksweg aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wgh. De geluidsbelasting wordt hierbij bepaald inclusief de aftrek van 2 dB uit artikel 110g Wgh.

De minister toetst bij het vaststellen van een nieuw of wijzigen van bestaand geluidsproductieplafond aan de voorkeurswaarde van 50 dB uit de Wet milieubeheer. De geluidsbelasting wordt voor het geluidsproductieplafond exclusief de aftrek uit artikel 110g Wgh bepaald.