Samenvatting brancheinformatie Detailhandel

Detailhandelbedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling als ze een Wm-inrichting zijn. Veel winkels zijn geen Wm-inrichting.

De meeste detailhandelsbedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu of watervergunning nodig.

Welke bedrijven

Onder deze branche vallen bedrijven die fysieke goederen voor persoonlijk gebruik aan de consument leveren. Winkels dus. Denk aan kledingwinkels, bakkerijen, supermarkten, bouwmarkten, meubelwinkels, enzovoorts.

Welke activiteiten

Dit zijn de kenmerkende activiteiten waaraan het Activiteitenbesluit voor deze branche eisen stelt:

  • Opslaan van gevaarlijke of bodembedreigende stoffen in verpakking
  • Opslaan van afvalstoffen
  • Stookinstallatie
  • Voedingsmiddelen bereiden

Daarnaast vallen de meeste (grote) koelinstallaties met 'natuurlijke koudemiddelen' in supermarkten onder de paragraaf koelinstallatie van het Activiteitenbesluit.

Welke milieuthema’s

Belangrijke milieuthema's voor de branche zijn geluid en energie. Het Activiteitenbesluit geeft voorschriften per milieuthema

Melding en vergunning

Bij het starten of veranderen van activiteiten moeten bedrijven dit melden bij het bevoegd gezag. Bij verandering is een melding alleen nodig als een afwijking ontstaat van eerder verstrekte gegevens. Met de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) kan een bedrijf de melding doen. Een melding Activiteitenbesluit moet een aantal algemene gegevens bevatten.

Voor een detailhandel waar harde muziek speelt, zoals een kledingzaak, moet er soms een akoestisch onderzoek bij de melding zitten. Soms kan het bevoegd gezag om zo'n onderzoek vragen. Meer hierover leest u verderop onder het kopje Geluid.

Wanneer een omgevingsvergunning milieu nodig

Voor de typische activiteiten die plaatsvinden binnen de detailhandel is geen omgevingsvergunning milieu nodig. Wel kan een detailhandel onderdeel zijn van een groter bedrijf waarvoor wel een omgevingsvergunning milieu nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de winkel in een pretpark.

Activiteiten en maatregelen

Per activiteit zijn voorschriften in het Activiteitenbesluit en maatregelen in de Activiteitenregeling opgenomen. Daarnaast gelden ook algemene voorschriften en maatregelen voor geluid en energie die niet activiteitgebonden, maar op het hele bedrijf van toepassing zijn.

De voorschriften en maatregelen voor geluid, energie en de kenmerkende activiteiten binnen de detailhandel staan hieronder kort toegelicht. De website van InfoMil geeft uitgebreide informatie over de voorschriften en maatregelen voor de verschillende activiteiten.

Geluid

Akoestisch onderzoek

Soms moet bij de melding een akoestisch onderzoek zitten. Soms kan het bevoegd gezag er om vragen.

Bij de melding moet bijvoorbeeld een akoestisch onderzoek zitten als het aannemelijk is dat binnen de inrichting het equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door muziek in de representatieve bedrijfssituatie:

  • meer is dan 80 dB(A)
  • meer is dan 70 dB(A) als de inrichting in- of aanpandig ligt met een gevoelig gebouw

Ook moet er een akoestisch rapport bij de melding zitten wanneer er muziek in de buitenlucht zal zijn.

Na een melding zonder verplicht akoestisch onderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat toch een akoestisch onderzoek nodig is. Dit kan als:

  • het bevoegd gezag kan motiveren dat het bedrijf de geluidsnormen zal overschrijden
  • het bedrijf op een gezoneerd industrieterrein ligt en het onderzoek noodzakelijk is voor zonebeheer

Geluidsnormen

De geluidsnormen van het Activiteitenbesluit staan in de tabel hieronder. Al het geluid dat het bedrijf veroorzaakt valt onder de geluidsnormen. Hier hoort ook het laden en lossen van vrachtwagens bij.

Tabel 2.17a Activiteitenbesluit

Norm (dB(A))

Periode (uur)

07-19

19-23

23-07

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50

45

40

LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35

30

25

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70

65

60

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55

50

45

LAr,LT = langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

LAmax = maximaal toegestane geluidsniveau in die periode.

De geluidsnormen binnen in- of aanpandige woningen gelden binnen de woonkamer, de slaapkamer en de keuken als zij meer dan 11 m2 vloeroppervlak hebben.

Sommige begrippen, zoals "gevoelige gebouwen", komen overeen met de begrippen in de Wet geluidhinder. Bij gevoelige gebouwen op bedrijventerreinen gelden 5 dB(A) hogere geluidsnormen.

Voor gevoelige gebouwen op gezoneerde industrieterreinen gelden geen geluidsnormen. Voor bedrijven op gezoneerde industrieterreinen gelden in de meeste gevallen geluidsnormen voor LAr,LT op een afstand van vijftig meter van het bedrijf.

Maatwerkmogelijkheden geluid

De gemeente kan technische voorschriften opleggen aan een bedrijf om deze aan de geluidsnormen te laten voldoen. Ook kan de gemeente andere geluidsnormen opleggen. Deze kunnen voor het hele bedrijf gelden of alleen voor een bepaalde activiteit. De gemeente kan hierbij aanvullende eisen stellen. Bijvoorbeeld aan de duur of het tijdstip van de activiteit of het treffen van maatregelen.

Naast deze mogelijkheden voor individueel maatwerk, kunnen bijzondere mogelijkheden tot maatwerk via de gemeenteverordening gelden:

  • Het niet gelden van de geluidsvoorschriftten bij collectieve of individuele festiviteiten, onder bepaalde voorwaarden
  • Regels ter voorkoming van geluidhinder door onversterkte muziek
  • Het in een bepaald gebied voorschrijven van een andere grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

Geluidsbronnen die niet onder geluidsnormen vallen

Het Activiteitenbesluit bevat voor veel verschillende situaties uitzonderingen. Voor de detailhandel zijn de uitzonderingen bijvoorbeeld dat bij het bepalen van de geluidsniveaus de volgende geluidsbronnen niet meetellen:

  • Het maximale geluidsniveau van laad- en losactiviteiten in de dagperiode.
  • Het stemgeluid van mensen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, maar geen binnenterrein is.

Energiebesparende maatregelen

In het Activiteitenbesluit staat dat de ondernemer alle energiebesparende maatregelen moet nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.

Een overzicht van rendabele maatregelen vindt u op de website van InfoMil in de databank Energiebesparing en Winst.

De verplichting geldt niet voor bedrijven die jaarlijks minder dan 50.000 kWh elektriciteit én 25.000 m3 aardgas verbruiken.

Het bevoegd gezag kan een energiebesparingsonderzoek verlangen als:

  • het bedrijf jaarlijks meer dan 200.000 kWh elektriciteit óf 75.000 m3 aardgas verbruikt én
  • het bevoegd gezag aannemelijk maakt dat niet alle ‘verplichte‘ energiebesparende maatregelen in de inrichting zijn getroffen.

Uit het energiebesparingsonderzoek kan blijken dat het bedrijf niet alle verplichte energiebesparende maatregelen heeft genomen. In dat geval moet het bedrijf deze maatregelen alsnog nemen binnen een door het bevoegd gezag te bepalen (redelijke) termijn.

Bereiden van voedingsmiddelen

Lozen op vuilwaterriool

De ondernemer moet afvalwater dat vrijkomt bij het bereiden van voedingsmiddelen en daarmee samenhangende activiteiten, zoals afwassen, lozen op het vuilwaterriool. Lozen op de bodem of oppervlaktewater is alleen toegestaan onder 2 voorwaarden: Lozing van het afvalwater samen met huishoudelijk afvalwater en via een voor het zuiveren van dit afvalwater geschikte zuiveringsinstallatie.

Vetafscheider

Bij het bereiden van voedingsmiddelen komt meestal vethoudend afvalwater vrij. In dat geval moet het bedrijf een vetafscheider met slibvangput plaatsen. Dit is niet zo in de volgende gevallen:

  • De gemeente mag met een maatwerkvoorschrift ontheffing van deze verplichting verlenen. Bijvoorbeeld wanneer het bereiden van voedingsmiddelen binnen een bedrijf weinig voorkomt of het afvalwater geen of nauwelijks vet bevat.
  • Voor bedrijven zonder vetafscheider die vroeger vielen onder het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven (of een andere 8.40-AMvB) is er automatisch een maatwerkvoorschrift dat lozen zonder vetafscheider toestaat.

Het is van groot belang dat de vetafscheider groot genoeg is om de afvalwaterstroom te verwerken. Ook moet de ondernemer de vetafscheider goed onderhouden. De ondernemer moet gebreken aan de afscheider of slibvangput direct verhelpen.

Het bedrijf moet de vetafscheider ten minste elke maand en bij voorkeur elke veertien dagen legen, reinigen en met schoon water hervullen. Dit staat in de NEN-EN 1825. Het Activiteitenbesluit staat een lagere frequentie toe, op voorwaarde dat daarmee de goede werking van de vetafscheider niet in gevaar komt.

Voor een slibvangput en vetafscheider die zijn geplaatst voor 1 januari 2008 geldt niet NEN-EN 1825 maar NEN 7087. In NEN 7087 is geen frequentie voor het legen en reinigen opgenomen. Meestal is het legen van een vetafscheider noodzakelijk als de slibvangput voor meer dan 50% is gevuld of als de vetopslagruimte voor 80% is gevuld. Bij vetafscheiders die voldoen aan de oude NEN 7087 komt dit overeen met een vetlaagdikte van 16 centimeter.

De ondernemer moet ook preventieve maatregelen treffen, zoals:

  • het zorgvuldig gebruik van reinigingsmiddelen
  • het zoveel mogelijk droog van het servies verwijderen van maaltijdrestanten.

Voedselvermaler niet toegestaan

Het bedrijf mag geen voedselvermaler in de afvoer gebruiken.

Geur

Het bedrijf heeft bij oprichting of wijziging van zijn activiteit de keuze uit:

Deze eisen gelden niet als het bedrijf zich bevindt op een gezoneerd industrieterrein of op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare.

Grootkeukens die grillen, frituren of bakken in olie of vet, moeten de hierbij vrijkomende dampen afzuigen. Bovendien moet het bedrijf de afgezogen dampen via een doelmatig verwisselbaar of reinigbaar vetvangend filter afvoeren naar de buitenlucht. Dit geldt niet voor het grillen met houtskool.

Mogelijk voldoet een bedrijf aan de hierboven genoemde eisen maar is er toch sprake van onaanvaardbare geurhinder. In dat geval kan het bevoegd gezag via een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen. Deze eisen kunnen te maken hebben met:

  • de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie
  • de plaatsing van de afvoerpijp
  • het voorkomen van diffuse emissies
  • het beperken van incidentele geurpieken tot bepaalde tijdstippen

Een bedrijf kan al bestaan voordat de voorschriften van het Activiteitenbesluit voor dit bedrijf van toepassing werden. In dat geval geldt het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) niet. Wel kan het bevoegd gezag ook aan deze bedrijven aanvullend maatwerk stellen bij onaanvaardbare geurhinder. Ook kan het bevoegd gezag het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) alsnog van toepassing verklaren. Hiervoor moet er sprake zijn van een overschrijding van het aanvaardbaar hinderniveau.

Stook- en verwarmingsinstallaties

In stookinstallaties met een nominaal vermogen tot 20 kW zijn alle brandstoffen toegestaan zonder dat een vergunning nodig is. Boven 20 kW zijn zonder vergunning alleen vloeibare en gasvormige standaardbrandstoffen, biomassa en houtpellets toegestaan. Als men andere brandstoffen of afval verstookt, is de inrichting vergunningplichtig.

Stookinstallaties moeten voldoen aan de emissie-eisen van het Activiteitenbesluit. Bij aankoop van een standaard stookinstallatie zal dit geen probleem zijn.

Stookinstallaties die onder het Activiteitenbesluit vallen moeten gekeurd worden. Het doel van de keuring is borging van veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid van de installatie. Alleen een persoon die SCIOS-gecertificeerd is of kwaliteit levert die daaraan gelijkwaardig is mag de keuring uitvoeren.

In de tabel hieronder staat een overzicht van de verplichte keuringen.

Overzicht keuringen stookinstallaties
Nominaal vermogen
stookinstallatie
Keuringsfrequentie
gasgestookt niet gasgestookt

< 20 kW

geen geen

< 100 kW

geen eenmaal per vier jaar

> 100 kW

eenmaal per vier jaar

eenmaal per twee jaar

Keuring bij ingebruikname is niet verplicht. Onderhoud is alleen verplicht als uit de keuring blijkt dat onderhoud nodig is.

Warmtekrachtinstallaties

Gasgestookte warmtekrachtinstallaties (WKK) van meer dan 100 kilowatt moeten een rendement hebben van ten minste 65%. Ze mogen zo min mogelijk warmte ongebruikt aan de omgeving afgeven. Hieronder valt ook de warmte die de noodkoeler afgeeft.

Koelinstallatie

In het Activiteitenbesluit staan eisen voor koelinstallaties met natuurlijke koudemiddelen (ammoniak, CO2 en koolwaterstoffen zoals propaan). Er zijn voorschriften voor de keuring. Deze eisen gelden aanvullend op het Warenwetbesluit drukapparatuur verplichte keuringsregime. Daarnaast moeten bedrijven met een koelinstallatie de keuringsrapporten en schriftelijke bewijzen van het onderhoud bewaren.

Opslaan van afvalstoffen

De ondernemer moet afvalstoffen gescheiden houden en gescheiden afgeven. Dat hoeft alleen niet als men dit redelijkerwijs niet kan vragen van de ondernemer. In het Landelijk Afvalbeheerplan staat wanneer gescheiden inzameling redelijk is. Kijk voor meer informatie op de website van LAP3 (www.lap3.nl).

Meer informatie

De website van InfoMil geeft uitgebreide informatie over de milieuregels voor de detailhandel. Overheden kunnen met hun vragen terecht bij de helpdesk van InfoMil. Bedrijven kunnen met vragen terecht bij hun gemeente, brancheorganisatie (Detailhandel Nederland of Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemersvereniging) of bij Antwoord voor bedrijven.


Bakkerijen: Ondernemingsdossier

Het Ondernemingsdossier stelt een onderneming in staat om bepaalde informatie uit de eigen bedrijfsvoering eenmalig beschikbaar te stellen aan overheden zoals toezichthouders en vergunningverleners.

Als een bedrijf een bepaalde maatregel moet treffen, dan signaleert het Ondernemingsdossier dat.

Als een bedrijf een omgevingsvergunning milieu of OBM moet aanvragen, of een maatregel moet treffen, dan geeft het Ondernemingsdossier dat aan. Het dossier biedt een directe link naar de AIM.