Infoblad Industrieterrein D11.3

Hier treft u de volgende informatie over industrieterreinen die vallen onder categorie D11.3:

  • Activiteiten
  • Mogelijke verplichtingen
  • Relevante begrippen
  • Jurisprudentie

Activiteiten

Het gaat in D11.3 om de aanleg, wijziging of uitbreiding van industrieterreinen.

De locatiekeuze is een cruciaal besluit voor de aanleg van een industrieterrein. Door de locatie, situering en inrichting van industrieterreinen kan sturend worden opgetreden ten aanzien van de industriële ontwikkeling in een gebied, vooral om mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen of te mitigeren.

Het begrip ‘industrieterrein' is beperkter dan het begrip ‘bedrijventerrein' dat voor de wijziging van het Besluit m.e.r. in 2011 in deze categorie was opgenomen. Meubelboulevards, kantoorcomplexen en andere
bedrijfslocaties waar geen industriële bedrijven gevestigd mogen worden, vallen niet in categorie D11.3. Deze projecten zijn wel aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject en moeten worden getoetst aan categorie D11.2.

Mogelijke verplichtingen

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein waarbij de drempel van D11.3 wordt overschreden, is mer-beoordelingsplichtig als het een besluit betreft uit kolom 4 en planmer-plichtig als het een plan betreft uit kolom 3. Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein waarbij de drempel van D11.3 niet wordt overschreden, moet een vormvrije mer-beoordeling worden gemaakt.

Relevante begrippen

Onder industrieterrein worden terreinen verstaan die bedoeld zijn voor de vestiging van industriële bedrijven. Hierbij worden niet alleen terreinen voor vestiging de grote, zware industrie worden bedoeld. Ook terreinen voor de vestiging van kleinere bedrijven waarbinnen industriële activiteiten plaatsvinden, vallen hier onder.

In de drempel wordt gesproken over een oppervlakte. Wat wordt hieronder verstaan? Onder ‘oppervlak' wordt niet alleen de netto uitgeefbare gronden verstaan. Er moet uitgegaan worden van het bruto-oppervlak. Dit betekent dat de tussen de bedrijfsgebouwen aan te leggen wegen en groenstroken dienen te worden meegerekend.

Jurisprudentie

Jurisprudentie

RvS 200502510/1, 22 maart 2006
(Linderveld, Deventer)


Bij het bepalen van de oppervlakte van een bedrijventerrein (van belang voor het bepalen van de
m.e.r.-(beoordelings)plicht) mag niet uitgegaan worden van de netto uitgeefbare gronden, maar moet uitgegaan worden van het bruto-oppervlak.
Bijvoorbeeld de tussen de bedrijfsgebouwen aan te leggen wegen en groenstroken dienen te worden meegerekend.


RvS
200903460/1/R3, 15 december 2010 (Hardenberg)


Met betrekking tot de oppervlakte van een bedrijventerrein volgt uit Besluit m.e.r. 1994 en de daarbij horende bijlage, dat slechts de oppervlakte van het bedrijventerrein zelf in aanmerking genomen hoeft te worden. Er hoeft dan ook volgens de Afdeling geen rekening gehouden worden met de visie dat in de geschiedenis van de totstandkoming van het Besluit m.e.r. 1994 (tijdens Kamerbehandeling) werd opgemerkt, dat tot de
oppervlakte van een bedrijventerrein ook eventuele zones om dat terrein worden gerekend, waarbij het gaat om de wettelijk verplichte zonering om
bedrijfsterreinen, zoals bijvoorbeeld geluid- en veiligheidzonering.