Mededeling aan bevoegd gezag

De initiatiefnemer, een publieke of private partij die de m.e.r.-plichtige activiteit wil ondernemen en daarvoor een aanvraag tot het nemen van een besluit wil gaan indienen, deelt dit voornemen schriftelijk mee aan het bevoegd gezag. Dat is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden dan wel vaststellen van het betreffende besluit.

Deze mededeling is verplicht bij zowel de uitgebreide als de beperkte m.e.r.-procedure en is geregeld in art. 7.27 lid 1 Wm (uitgebreide procedure voor m.e.r.-plichtige besluiten) en in art. 7.24 lid 1 Wm (beperkte procedure voor m.e.r.-plichtige besluiten). Als het bevoegd gezag zelf de initiatiefnemer is, is de mededeling niet nodig. Dat kan volgens de Wet alleen aan de orde zijn bij de uitgebreide procedure en geldt in ieder geval voor alle m.e.r.-plichtige plannen.

Deze stap is dan ook niet opgenomen bij de uitgebreide procedure voor plannen in de paragrafen 7.3, 7.4 en 7.5. Voor de vorm van deze schriftelijke mededeling van de initiatiefnemer aan het bevoegd gezag zijn in de Wet geen vereisten opgenomen.




Besluiten in de m.e.r.-regelgeving

U vindt hier informatie over:

  • Vergunningen in kolom 4 Besluit m.e.r.
  • Ook plannen in kolom 4 Besluit m.e.r.
  • Definitie bestemmingsplan Kolom 4

Vergunningen in kolom 4 Besluit m.e.r.

In kolom 4 van het Besluit m.e.r. zijn per activiteit de mogelijk m.e.r.-plichtige besluiten opgenomen. Het besluit heeft in veel gevallen betrekking op de vergunningverlening. Deze vergunningen zijn geregeld in meerdere wetten. In het Besluit m.e.r. is in kolom 4 in veel gevallen een rechtstreekse verwijzing opgenomen naar de betreffende wet. Wanneer gesproken wordt over Besluiten waarop afdeling 3.4 Awb en één of meer artikelen van afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn, worden vergunningen bedoeld op grond van de volgende wetten:

  • Wet milieubeheer (uitgebreide omgevingsvergunning in het kader van de Wabo)
  • Mijnbouwwet (uitgebreide omgevingsvergunning in het kader van de Wabo)
  • Kernenergiewet
  • Waterwet (artikel 6.2, 6.3 en 6.4)
  • Ontgrondingenwet (artikel 3)

Ook plannen in kolom 4 Besluit m.e.r.

Indien voor een activiteit geen sprake is van een milieuvergunning als eerste besluit dat in juridische zin in realisatie voorziet (bouw- of aanlegtitel), is in veel gevallen het ruimtelijke ordeningsplan aangewezen dat het laagst in de hiërarchie en het meest concreet is.

Dit is de wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro) en bij het ontbreken daarvan het bestemmingsplan zelf (artikel 3.1 Wro). Het bestemmingsplan neemt hiermee een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als kolom 4 van het Besluit m.e.r. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het besluit uit kolom 4 of aan de definitie van het plan uit kolom 3 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Is de activiteit geheel (of gedeeltelijk) als eindbestemming opgenomen dan voldoet de vaststelling van het bestemmingsplan aan de definitie van het besluit, maar als voor een activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan (in dit geval is namelijk sprake van ‘kaderstellend voor').

Uit een uitspraak van de Raad van State in het kader van de Woningbouwlocatie Bangert en Oosterpolder te Hoorn blijkt dat een gemengd bestemmingsplan met deels niet uit te werken en deels nog uit te werken bestemmingen voor een m.e.r.-plichtige activiteit moet worden gezien als een besluit uit kolom 4. Het is daarbij niet van belang hoe de bestemmingsplandelen zich tot elkaar verhouden en of het totaal van de activiteit in het bestemmingsplan wordt geregeld. Zie voor een nadere toelichting op deze uitspraak op de site van de Commissie m.e.r.

Definitie bestemmingsplan Kolom 4

Onder de definitie van het bestemmingsplan in kolom 4 van het Besluit m.e.r. vallen ook de volgende instrumenten uit de Wro:

Plannen in Kolom 3

U vindt hier informatie over:

  • Bestemmingsplan neemt bijzondere positie in
  • Definitie bestemmingsplan
  • Overzicht Plannen
  • Plannen die niet m.e.r.-plichtig kunnen zijn

In kolom 3 van het Besluit m.e.r. zijn per activiteit de mogelijk m.e.r.-plichtige plannen opgenomen. Dit zijn plannen die mogelijk kaderstellend zijn voor een besluit zoals opgenomen in kolom 4.

Bestemmingsplan neemt bijzondere positie in

Het bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) neemt een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van ‘kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Definitie bestemmingsplan

Onder de definitie van het bestemmingsplan in kolom 3 van het Besluit m.e.r. vallen ook de volgende instrumenten uit de Wro:

Overzicht van gehanteerde verwijzingen voor plannen naar wetsartikelen in het Besluit m.e.r.:

Wet

Artikel

Plan

Wet ruimtelijke ordening

2.1, 2.2, 2.3, 5.1

Structuurvisie

3.1

Bestemmingsplan

3.6

Wijziging of uitwerking Bestemmingsplan

Planwet verkeer en vervoer

5

Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

8 en 9

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

Waterwet

4.1

Nationaal waterplan

4.4

Regionaal waterplan

4.6

Beheerplan

Reconstructiewet concentratiegebieden

11

Reconstructieplan

18

Uitwerking Reconstructieplan

Wet milieubeheer

10.3 en 10.7

Landelijk afvalbeheersplan

Natuurbeschermingswet 1998

4

Natuurbeleidsplan

Plannen die niet m.e.r.-plichtig kunnen zijn

In artikel 7.3 Wm wordt een uitzondering gemaakt voor plannen die uitsluitend betrekking hebben op de landsverdediging of op een noodsituatie als bedoeld in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en plannen die betrekking hebben op de begroting of financiën van het Rijk, de provincie, de gemeente of een waterschap. Deze plannen vallen niet onder de m.e.r.-plicht. Deze plannen zijn dan ook niet opgenomen in kolom 3 van onderdeel C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r.