Crisis- en herstelwet

Door de invoering van de Crisis- en herstelwet (CHW) op 31 maart 2010 wordt ook de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wabo gewijzigd. Voor een algemeen overzicht van de CHW wordt verwezen naar het stuk "Crisis- en herstelwet in het kort".

De Crisis- en herstelwet is op 30 maart in het Staatsblad (Jaargang 2010, nr. 135) gepubliceerd.

Er wordt hieronder thematisch een overzicht gegeven van deze wijzigingen. Het betreft de volgende artikelen in hoofdstuk 3 van de CHW:

Artikel 3.15 CHW: Wijziging Wabo
Artikel 3.18 CHW: wijziging Wet geluidhinder
Artikel 3.21 CHW: wijziging Wet milieubeheer

Deze samen regelen een drietal punten die hieronder verder worden uitgewerkt:

Toetsing grenswaarden bij vergunningverlening

Bij vergunningverlening kan naast het in acht nemen van de grenswaarden (artikel 8.8, derde lid onder c) nu ook gebruik worden gemaakt van een geluidsreductieplan. Dit wordt geregeld door toevoeging aan artikel 8.8 Wm van een nieuw lid 4:

In afwijking van het derde lid, onderdeel a, voor zover het de geldende grenswaarden betreft, die voortvloeien uit de in dat onderdeel genoemde artikelen van de Wet geluidhinder, neemt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag voor een vergunning voor een inrichting, gelegen op een industrieterrein waarvoor een geluidsreductieplan als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, het geldende geluidsreductieplan in acht.

De aanpassing van artikel 8.8 Wm (en ook van de nog niet in werking zijnde Wabo, artikel 2.14) beoogt een oplossing te bieden bij akoestisch volle industrieterreinen. Het wordt mogelijk om een vergunning te verlenen of de bestaande vergunning te wijzigen, wanneer de gemeente voor een dergelijk akoestisch vol industrieterrein een geluidsreductieplan (zie artikel 67 Wgh) maakt om de overschrijding van de grenswaarden binnen een bepaalde periode (vijf jaren) teniet te doen. In zo'n plan kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat in bestaande vergunningen (niet gebruikte) geluidruimte wordt weggehaald of dat via maatwerkvoorschriften de uit het Activiteitenbesluit voortvloeiende forfaitaire geluidsruimte wordt afgeroomd. Uiteraard kan het opstellen van een reductieplan alleen plaatsvinden in goed overleg met de betreffende partijen en instemming van de betrokken bedrijven.
Burgemeester en Wethouders stellen het geluidsreductieplan vast. Een geluidsreductieplan wordt voorbereid met overeenkomstige toepassing van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure (artikel 123 Wgh is van toepassing).

Het "in acht nemen" van een geluidsreductieplan bij vergunningverlening vereist dat het plan (op bedrijfs- of kavelniveau) een kwantitatieve akoestische onderbouwing geeft hoe binnen vijf jaar aan de grenswaarden kan worden voldaan.
Bij toepassing van dit vierde lid bij vergunningverlening zal dit in de motivering moeten worden vermeldt (zie artikel 8.8, zesde lid Wm).

NB. Met de inwerkingtreding is nog een vijfde lid aan artikel 8.8 Wm toegevoegd:

Het derde lid, onderdeel a, voor zover het de geldende grenswaarden betreft, die voortvloeien uit de in dat onderdeel genoemde artikelen van de Wet geluidhinder, en het vierde lid zijn niet van toepassing, indien blijkens de aanvraag de geluidsbelasting van het gehele industrieterrein niet toeneemt.

Een vergunning waarbij de geluidsbelasting van het gehele industrieterrein gelijk blijft of afneemt kan op basis hiervan verleend worden. Deze toevoeging werd door de Tweede Kamer als onwenselijk beschouwd en is geschrapt uit artikel 3.15 CHW (wijziging artikel 2.14 Wabo). Dit is echter niet gebeurd bij artikel 3.21 CHW (wijziging artikel 8.8 Wm). Deze mogelijkheid is dus tijdelijk van aard en zal verdwijnen met het in werking treden van de Wabo.

Wijziging definitie Industrieterrein / vastlegging grenzen industrieterrein

Door de wijziging van de begripsbepaling voor "industrieterrein" wordt beoogd dat de gemeente in het bestemmingsplan de afbakening van het industrieterrein met een zekere beleidsvrijheid kan kiezen. Artikel 1 Wgh:

industrieterrein: terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

Met verwijzing naar deze definitie in een nieuw bestemmingsplan wordt het mogelijk om een akoestisch optimale indeling binnen het gezoneerde industrieterrein te maken (met betrekking tot grote lawaaimakers én lichtere categorie bedrijven. Hier was door jurisprudentie van de Raad van State eerder een streep door gezet.
In de CHW is geen overgangsrecht opgenomen. Dit betekent dat voor bestaande gezoneerde industrieterreinen er onzekerheid kan ontstaan wat nu de precieze begrenzing is van het industrieterrein. Bijvoorbeeld in situaties waarbij gronden met de bestemming "bedrijvigheid" grenzen aan het gezoneerde industrieterrein. Om deze onzekerheid weg te nemen is aan artikel 41 Wgh een lid toegevoegd:

4. Onverminderd het eerste lid kan de gemeenteraad bij besluit de begrenzing van een industrieterrein, waarop de vastgestelde zone is gebaseerd, vastleggen.

Het gaat dan dus om de terreinafbakening die ten grondslag heeft gelegen aan de vigerende zone (al dan niet vastgelegd in een zonebesluit of bestemmingsplan). Hiermee wordt voor alle partijen duidelijkheid geboden over het te hanteren geluidsregime bij vergunningverlening en overige besluitvorming. Uiteindelijk zal dit aparte besluit worden opgenomen in het digitale bestemmingsplan.

Hogere waarden en wijzigings- en uitwerkingsplannen

Met de CHW is het door wijziging van de Wgh mogelijk om voor situaties die betrekking hebben op industrielawaai en wegverkeerslawaai ook hogere waarden vast te stellen (en te toetsen) in de procedure voor een uitwerking- of wijzigingsplan. Voor deze wijziging moest bij het moederplan (waarin de uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen) eventueel noodzakelijke hogere waarden worden vastgesteld. In het geval dat er geen hogere waarde wordt vastgesteld bij het moederplan kan worden volstaan met een meer globale akoestische beschouwing waarin in ieder geval wordt onderbouwd dat de gewenste wijzigings- en/of uitwerkingsbevoegdheid akoestisch mogelijk is. Voor industrielawaai is in artikel 48 en 57 Wgh de passage "de vaststelling van een bestemmingsplan" vervangen door "vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening". Deze zelfde wijziging is voor wegverkeer is doorgevoerd in artikel 76 en 77 Wgh.
In de Wgh is niet vastgelegd hoe de koppeling (in tijd) plaatsvindt tussen een ontwerpwijzigings- of ontwerpuitwerkingsbesluit en het ontwerpbesluit hogere waarde. Het ontwerpbesluit hogere waarde behoeft dus niet gelijktijdig met het ontwerpwijzigings- of ontwerpuitwerkingsbesluit ter inzage gelegd te worden.
Hoewel er formeel geen koppeling is tussen beide procedures, wordt wel aanbevolen om beide ontwerpbesluiten tegelijkertijd ter inzage te leggen. Om het ontwerpbesluit hogere waarde goed te begrijpen is immers de informatie behorende bij het ontwerpwijzigings- of ontwerpuitwerkingsbesluit nodig.

U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 32 127.
Belangrijkste kamerstukken: