Voorkeursvolgorde voor het lozen van afvalwater uit een kas

Voor het lozen van afvalwater bij het telen of kweken van gewassen in een kas geldt een voorkeursvolgorde voor het lozen van afvalwater. Het uitgangspunt is dat afvalwater op het vuilwaterriool wordt geloosd. Soms heeft het vuilwaterriool een te kleine capaciteit heeft voor de totale afvalwaterstroom.  De verontreinigingsgraad van de beschreven afvalwaterstromen kan sterk verschillen. Daarom is er een voorkeursvolgorde opgesteld zodat de afvalwaterstroom met de meest verontreiniging op het vuilwaterriool wordt geloosd.

Vindplaats

De voorschriften voor de voorkeursvolgorde van lozen zijn opgenomen in artikel 3.63 van § 3.5.1 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.74 van § 3.5.1 van de Activiteitenregeling.

De lozingen zijn geregeld voor riool en oppervlaktewater. Zonder maatwerkvoorschrift (artikel 2.2 Activiteitenbesluit) is het verboden om in of op de bodem te lozen, of in een hemelwaterriool te lozen.

Er gelden voor deze activiteit voorschriften voor de lozing op oppervlakte water. Daarnaast geldt dat men alleen in het oppervlaktewater mag lozen, als er binnen 40 meter geen vuilwaterriool is. Een tweede voorwaarde is dat men op het riool kan aansluiten. In sommige gevallen is wel een vuilwaterriool aanwezig, maar is de capaciteit niet toereikend en dat betekent dat niet 'kan' worden geloosd.

De afstand tot het riool meet men vanaf de kadastrale grens van het perceel. Men moet uitgaan van de kortste lijn waarlangs men afvoerleidingen zonder grote bezwaren kan aanleggen.

De afvalwaterstroom bij het telen of kweken van gewassen in een kas met in verontreiniging graad afnemende volgorde. En zoals bedoeld in artikel 3.63, vierde lid, onderdeel b, van het besluit en vermeld in artikel 3.74 van § 3.5.1 van de Activiteitenregeling is:

  1. huishoudelijk afvalwater
  2. afvalwater afkomstig van het spuiten of schrobben van vloeren, niet zijnde vloeren van ruimten waar gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden aangemaakt
  3. spoelwater van filters van een waterdoseringsinstallatie (ongezuiverd)
  4. terugspoelwater van een ontijzeringsinstallatie
  5. spoelwater van ionenwisselaars
  6. afvalwater dat alleen bloemvoorbehandelingsmiddelen op basis van actief chloor bevat
  7. drainagewater afkomstig van een teelt waarbij gewassen op een bodem groeien die in verbinding staat met de ondergrond (ongezuiverd)
  8. drainwater (ongezuiverd)
  9. ketelspuiwater
  10. afvalwater afkomstig van het wassen van in de kas geteelde groenteproducten
  11. reinigingswater van leidingen, druppelaars en slangen die onderdeel uitmaken van het systeem waarmee voedingswater aan het gewas wordt toegediend
  12. spoelwater van fusten
  13. condenswater van warmtekrachtinstallaties
  14. afvalwater afkomstig van het bij opkweekbedrijven doorspoelen van substraatblokken die bestemd zijn voor de opkweek van uitgangsmateriaal
  15. condenswater van stoomleidingen en condensorwater van verwarmingsketels
  16. ander afvalwater dan bedoeld in de onderdelen a tot en met o

Afvalwater afkomstig van reinigen van buitenzijde kas mag men niet lozen op het vuilwaterriool. Daarom telt deze niet mee in deze afweging.

Wanneer het vuilwaterriool beperkt is in capaciteit en dit gespreide afvoer niet kan worden opgevangen dan mag er afvalwater geloosd worden via andere lozingsroute. Te beginnen met afvalwater onderaan de lijst.

De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.

In de oorspronkelijke tekst van het Activiteitenbesluit is een nota van toelichting (pdf, 111 kB) opgenomen.

Substraatmateriaal

De definitie van agrarische bedrijfsstoffen heeft men in Staatsblad 2014, nummer 20 gewijzigd. Als men niet oorspronkelijk plantaardig materiaal gebruikt als substraat of te wel groeimedium, is het geen agrarische bedrijfsstof. Substraat zoals steenwol en glaswol moet men dan ook behandelen volgens § 3.4.3 op- en overslaan van goederen.

Voorbeelden van een substraat van een plantaardige oorsprong zijn: kokosvezel, veen en potgrond. Potgrond is een verzamelnaam en is een mengsel dat voor een groot deel bestaat uit veen. Afhankelijk van het gebruik wordt veen gemengd met producten zoals boomschors, kokos, compost, zand, meststoffen en kalk. Dit substraat valt daarom wel onder § 3.4.5 opslag agrarische bedrijfsstoffen.

Maatwerk

Het bevoegd gezag kan met een maatwerkvoorschrift of een gemeentelijke verordening een andere volgorde bepalen.

Het bevoegd gezag kan met een maatwerkvoorschrift eisen stellen aan:

  • de per tijdseenheid te lozen hoeveelheid
  • voorzieningen die gespreide afvoer in het vuilwaterriool mogelijk maken
  • een buffervoorziening; met een maximale inhoud van 50 m3 per hectare

Verboden en voorwaarden

Als het vuilwaterriool onvoldoende capaciteit heeft, moet men eerst de afvalwaterstromen met de meeste verontreiniging op het vuilwaterriool lozen. Ook moet men de afvoercapaciteit van het vuilwaterriool zo goed mogelijk benutten. Als aan deze combinatie is voldaan mag het overgebleven afvalwater in oppervlaktewater worden geloosd.

Controleaspecten

  1. Wat is de afstand tot het riool? is rekening gehouden met het overgangsrecht bij een aantal stromen voor het berekenen van de afstand?
  2. Wordt het meest vervuilende afvalwater in het vuilwaterriool geloosd?
    1. Loost men het huishoudelijk afvalwater minimaal op een IBA?
    2. loost men geen condenswater van de binnenzijde van de kas op het riool?
    3. loost men het reinigingswater van de buitenzijde van de kas niet op het riool?
  3. Wordt zowel in het vuilwaterriool als in oppervlaktewater geloosd? Houdt men zich aan de voorkeursvolgorde?
  4. Is het nodig om maatwerkvoorschriften te stellen?