Toepassen gewasbescherming bij open teelt en braakliggend land

Vanuit de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn regels gesteld over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Vanuit het activiteitenbesluit gelden aanvullende regels omdat verontreiniging van de omgeving door verwaaiing (drift) of afspoeling tegen te gaan.

Inhoud

spuitarm landbouw

Toepassingsgebied

Op deze pagina worden de algemene voorschriften uitgewerkt. Door artikel 1 in combinatie met artikel 1.4a en 1.4b van het Activiteitenbesluit vallen deze activiteiten ook onder de regels van het activiteitenbesluit. Op de pagina toepassen van gewasbescherming bij oppervlaktewater vindt u de extra voorschriften die voor dat onderwerp gelden.

Bij het bespuiten van gewas met gewasbeschermingsmiddelen zijn voor het hele perceel driftreducerende maatregelen nodig. De voorschriften zijn bedoeld om het oppervlaktewater te beschermen, maar gelden voor alle toepassingen. Ze zullen ook leiden tot vermindering van blootstelling voor omwonenden en passanten.

Vindplaats

De voorschriften voor het driftvrij toepassen van gewasbeschermingsmiddelen bij het telen van gewassen in de open lucht zijn opgenomen in:

De voorschriften van het activiteitenbesluit zijn gewijzigd met Staatsblad 2017 nr 305.

De percelen waarop gewassen worden geteeld horen niet altijd bij de inrichting. Het activiteitenbesluit is hier toch op van toepassing.

Meldingseisen

Een bedrijf dat biologisch teelt, meldt dit aan het bevoegde gezag. Bedrijven mogen alleen zeggen dat ze biologisch telen als ze een Skal-certificaat hebben. Bij een melding zit dan een kopie van het Skal-certificaat. Met een certificaat van de Stichting Skal toont een bedrijf aan dat het biologisch werkt.

De term 'biologisch' is wettelijk beschermd. De Stichting Skal controleert deze. Een bedrijf dat voldoet aan de regels van biologische teelt, maar geen Skal-certificaat heeft mag zich niet biologisch noemen. Als een bestaand bedrijf een Skal-certificaat krijgt is dit een relevante milieuwijziging.

Verboden en voorwaarden

Toegepast volgens referentietechniek

Bij het bespuiten moet een techniek toegepast worden die een driftreductie bereikt van tenminste 75% ten opzichte van een vastgestelde referentietechniek. De referentietechnieken staan in artikel 3.82 van de ministeriële regeling (Staatscourant nr 60505, 28 november 2017).

Om de driftreductie aan te tonen is een speciaal meetprotocol opgesteld. Het meetprotocol geeft aan hoe driftreductie gemeten moet worden bij verschillende bedrijfsomstandigheden.

Bij elke spuittechniek moet een verklaring aanwezig zijn dat driftreductie is vastgesteld. Degene die gewasbescherming gebruikt moet aantonen dat zijn toepassing overeenkomt met de omstandigheden waaronder de techniek is onderzocht. Dat kan doordat de techniek op de lijst met erkende technieken staat of moet op andere manier worden aangetoond. Bijvoorbeeld met de systeembeschrijving van de techniek of de gebruiksaanwijzing die de producent heeft opgesteld.

windkracht

Let op: Bovenstaande foto toont een situatie die niet toegestaan is.

Gebruik spuitapparatuur

Spuit apparatuur mag niet gebruikt worden bij een windsnelheid groter dan 5 meter per seconde (ongeveer windkracht 3):

  • bij neerwaartse bespuiting gemeten op 2 meter hoogte
  • bij op- en zijwaartse bespuiting gemeten op 1 meter boven de gemiddelde boomhoogte

Wanneer er moet worden gespoten om een teeltbedreigende situatie af te wenden mag dat bij een hogere windsnelheid. Het Activiteitenbesluit treedt ook terug als op basis van de Plantenziektenwet speciale gebruiksregels worden gesteld.

Beddenspuit

Bij het gebruik van een overkapte beddenspuit is er geen beperking aan windsnelheid. De drukregistratie is ook niet verplicht.

Spuitgeweer

Het gebruik van een werveldop op een spuitgeweer is verboden. Een spuitgeweer gebruiken met een werkdruk van 5 bar of meer is verboden. Boven de 5 bar ontstaat teveel drift.

Axiaal- of dwarsstroomspuit

Bij het op- en zijwaarts bespuiten van appels, peren en overige pit- en steenvruchten is drukregistratie verplicht als er spuitkoppen worden gebruikt die zijn aangewezen voor het gebruik onder de 5 bar.

Eisen bij neerwaartse spuittechnieken

De spuithoogte mag niet hoger zijn dan 50 cm boven het gewas.

Spuitapparatuur moet vanaf 1 januari 2019 voorzien zijn van een drukregistratievoorziening:

  • die ten hoogste 0,2 bar afwijkt bij werkdruk van 8 bar
  • die druk registreert met minimaal één waarneming per 10 seconden
  • die de gegevens minimaal één uur bewaart
  • die een indicatie geeft dat de apparatuur werkt
  • waarvan gegevens kunnen worden afgelezen op een scherm of via USB-aansluiting (voor aansluiting op de spuitcomputer)

Gerelateerde wetgeving

Handelingen met gewasbeschermingsmiddelen en biociden vallen ook onder de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). Daarin is geregeld dat het toezicht ook door de waterschappen kan worden uitgevoerd.

Controle aspecten

  1. Wat is de windsnelheid en spuithoogte?
  2. Is er sprake van uitzondering door plantziekte (artikel 1.5)?
  3. Wordt de juiste apparatuur gebruikt?
  4. Vindt drukregistratie plaats met uitleesmogelijkheid?