Het verstoken van meerdere brandstoffen

Sommige stookinstallaties zijn geschikt voor het stoken van meer brandstoffen. Er zijn twee situaties te onderscheiden. Namelijk het afwisselend en tegelijkertijd stoken van meer brandstoffen.

Afwisselend stoken van brandstoffen

De emissiegrenswaarde van de op dat moment gebruikte brandstof is van toepassing. Bij perioden van het verstoken van aardgas, geldt de emissiegrenswaarde voor aardgas. Bij het verstoken van vloeibare brandstoffen, wordt aan de emissiegrenswaarde voor vloeibare brandstoffen voldaan.

Gelijktijdig stoken van brandstoffen

Bij gelijktijdig gebruik van verschillende brandstoffen in een stookinstallatie mag de uitworp van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en totaal stof (TSP)  niet meer bedragen dan het gewogen gemiddelde van de emissie die voor elke brandstof afzonderlijk zou zijn toegestaan.

Het gewogen gemiddelde van de uitworp wordt berekend naar het aandeel in de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen:

  • de totale warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen.
    Dit is de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie die bij de verbranding vrijkomt
  • welk aandeel in de totale warmte-inhoud van de toegevoerde brandstof wordt gestookt van elk van de gebruikte brandstoffen

Bij het stoken van meer brandstoffen kan de emissiegrenswaarde dan als volgt worden berekend:

Emissiegrenswaarde = ((SaA * VA * CA) + (SaB * VB * CB))/((SaA * VA) + (SaB * VB))

  • SaA : onderste verbrandingswaarde brandstof A
  • SaB : onderste verbrandingswaarde brandstof B
  • VA : volume brandstof A
  • VB : volume brandstof B
  • CA : emissiegrenswaarde brandstof A
  • CB : emissiegrenswaarde brandstof B