Condities waaronder de eisen gelden

Toelichting op de criteria voor het toetsen aan de grenswaarden bij het verbranden van afval.

De emissiegrenswaarden van paragraaf 5.1.2 gelden bij het verbranden van afval. Periodes van opstarten en stilleggen tellen niet mee.

Bij overschrijding van een emissiegrenswaarde door een storing beëindigt de beheerder van de inrichting binnen vier uur de thermische behandeling van afvalstoffen (Activiteitenbesluit, artikel 5.26 lid 2) .

Per kalenderjaar mag een afvalverbrandingsinstallatie niet meer dan 60 uur de emissiegrenswaarden door storingen overschrijden. Voor afvalmeeverbrandingsinstallaties geldt naast de periode van 60 uur nog een extra periode van 60 uur voor de periodes dat er geen afval wordt verbrand.

Tijdens storingen van de nageschakelde techniek blijven de emissiegrenswaarden voor koolmonoxide, gasvormige vluchtige organische stoffen en stof gelden.
De grenswaarde voor stof is een halfuurgemiddelde waarde totaal stofconcentratie van 150 mg/Nm3 (Activiteitenbesluit, artikel 5.26).