Regelgeving

Het Activiteitenbesluit reguleert in paragraaf 5.1.2 de emissies van een stookinstallatie voor het verbranden van afvalstoffen. Het verbranden van afvalstoffen die binnen de definitie van biomassa vallen, is uitgesloten van de werkingssfeer van paragraaf 5.1.2. Het verbranden van uitsluitend biomassa wordt niet aangemerkt als afvalverbranding. Het  verbranden van uitsluitend biomassa valt afhankelijk van het thermisch vermogen onder paragraaf 5.1.1 of paragraaf 3.2.1 van het Activiteitenbesluit.

Paragraaf 5.1.2 maakt onderscheid tussen afvalverbrandingsinstallaties en afvalmeeverbrandingsinstallaties.

Afvalmeeverbrandingsinstallaties zijn stookinstallaties, waarin afvalstoffen worden gestookt met als hoofddoel om energie op te wekken. Het is dus niet strikt noodzakelijk dat in een afvalmeeverbrandingsinstallatie ook fossiele brandstoffen worden gestookt. Wanneer het hoofddoel het vernietigen van afvalstoffen is, is er sprake van een afvalverbrandingsinstallatie. Het Activiteitenbesluit geeft ook eisen voor cementovens waarin afvalstoffen worden verbrand.

Voor afvalverbrandingsinstallaties zijn opgenomen:

  • grenswaarden
  • meetverplichting en hoe deze resultaten te toetsen
  • voorschriften ter bescherming van bodem en oppervlaktewater
  • eisen ter voorkoming van energieverspilling.

Daarnaast bevat de paragraaf voorschriften over de toevoer van het afval in de vuurhaard en hoe om te gaan met ziekenhuisafval. Deze zijn hieronder beschreven.

Automatisch toevoersysteem

Bij naderende overschrijdingen van de emissiegrenswaarden als gevolg van storingen en defecten aan de afgasreinigingsapparatuur, wordt geen afval meer toegevoerd. Een automatisch systeem borgt dat de toevoer stopt (Activiteitenregeling, artikel 5.24). 'Afvaltoevoer' is de toevoer van afval vanuit de bunker naar de trechter. Onder ‘automatisch' wordt verstaan dat de kraanmachinist automatisch een signaal krijgt om met het vullen van de trechter te stoppen.

Ziekenhuisafval

De afvalverwerker krijgt specifiek ziekenhuisafval in een hermetisch afgesloten verpakking aangeleverd. In deze hermetisch gesloten verpakking wordt het in de verbrandingsinstallatie geplaatst. Het wordt dus niet eerst gemengd met andere afvalstoffen (Activiteitenregeling, artikel 5.26).




Biomassa

[Activiteitenbesluit artikel  1.1 lid 1; Besluit omgevingsrecht bijlage I onder A]

Biomassa:

  1. producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten
  2. plantaardig afval uit land- of bosbouw
  3. plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen
  4. vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen
  5. kurkafval
  6. houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten.

Thermisch vermogen

In de Nederlandse regelgeving is het thermisch vermogen (Q) de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof die per tijdseenheid kan worden toegevoerd naar een stookinstallatie, ofwel, de input. De term ‘thermisch vermogen' is de vertaling van ‘thermal rated input' uit Europese regelgeving.