Luchtvoorschriften bij beitsen en etsen van metaal

Diffuse emissies

Bronafzuiging

Bronafzuiging is bij activiteit(en) met behandelingsbaden verplicht, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Het bedrijf moet de afgezogen emissies doelmatig afvoeren.

Als emissies niet relevant zijn, is bronafzuiging niet in alle situaties redelijk. Dit kan het geval zijn als:

  • de activiteiten kleinschalig zijn
  • de emissies incidenteel optreden
  • geen combinatie met andere bronnen mogelijk is
  • ingrijpende aanpassingen aan de apparatuur nodig is

Doelmatige bronafzuiging is een afzuiging die:

  • is ontworpen en ingeregeld voor het optimaal afvangen van dampen, en
  • is afgestemd op de afmetingen en uitvoering van het procesbad of werkstuk.

Voor de bepaling van de doelmatigheid, kan gebruik worden gemaakt van de handleiding ED651 Cuves de traitement de surface van het Franse instituut INRS (Institut national de recherche et de securité). Dit document beschrijft hoe de ventilatie boven de oppervlaktebehandelingsbaden zo goed mogelijk kan worden geregeld.

Kleinschalig betekent bij beits- en etsbaden als wordt voldaan aan de voorwaarden waarbij de emissies niet relevant zijn.

Afvoer bovendaks

Het bedrijf moet emissies naar de buitenlucht bovendaks en omhoog gericht afvoeren. Dit voorschrift geldt als er binnen 50 meter van het afvoerpunt gevoelige gebouwen liggen. Dit voorschrift geldt niet voor gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein of bedrijventerrein met minder dan 1 gevoelig gebouw per hectare. Ook geldt dit voorschrift niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad.  Voorwaarde is wel dat het bedrijf zijn activiteit niet gewijzigd heeft.

In het belang van de luchtkwaliteit kan het bevoegd gezag bij maatwerk voorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. Dit is ook mogelijk voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het verhogen van de afvoerhoogte om te zorgen voor een betere verspreiding van afgezogen dampen en gassen.

Emissie-eisen en maatregelen

De emissies bij het beitsen en etsen zullen hoofdzakelijk bestaan uit de meer "vluchtige" zuren zoals zoutzuur (HCl) en waterstoffluoride (HF) en andere zuren zoals salpeterzuur, zwavelzuur en azijnzuur.

Emissie-eisen

Voor het beitsen en etsen gelden bij overschrijding van de grensmassastroom emissieconcentratie-eisen voor waterstoffluoride, zoutzuur, salpeterzuur, zwavelzuur en azijnzuur (artikel 4.60 besluit).

Of deze emissies de grensmassastroom zullen overschrijden , is onder meer afhankelijk van de grootte van de procesbaden, de procestemperatuur en de concentraties van de gebruikte vloeistoffen.

Erkende maatregel

Het bedrijf voldoet aan de emissiegrenswaarden als de emissies bij elektrolytisch of stroomloos beitsen of etsen worden afgevoerd via een gaswasser of aërosol- of mistfilter die:

  • goed gedimensioneerdis
  • in een goede staat van onderhoud verkeert
  • periodiek wordt gecontroleerd
  • zo vaak als nodig wordt schoongemaakt en vervangen

Emissies niet relevant

Het bedrijf voldoet ook aan de eisen als er geen relevante emissies zijn. Dit is volgens artikel 4.72 van de regeling het geval als:

  • het totale oppervlakte van de aanwezige beits- en etsbaden met eenzelfde werkzame badvloeistof minder bedraagt dan 3 m2
  • de temperatuur van de baden niet hoger is dan 50 graden Celsius
  • er geen agitatie van de vloeistof in de baden plaatsvindt

De toelichting op dit artikel noemt een rapport van Tauw 'Luchtemissies bij vloeistofbaden in de metalelektro industrie' bestaande uit twee delen: 1 Literatuuronderzoek (pdf, 579 kB) en 2 Luchtemissiemetingen (pdf, 819 kB).

Drie stappen

Om aan de emissiegrenswaarden te voldoen, kan een bedrijf ook andere maatregelen treffen, zoals

  • toevoegen van additieven aan de beits- of etsvloeistof die emissies naar de lucht vanuit het bad verminderen
  • verlagen van de temperatuur waarop wordt gebeitst en geëtst

Het bedrijf moet dan wel aantonen dat het aan de eisen voldoet.

Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.

Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:

  • dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
  • of dat de emissie niet relevant is

Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.

Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.