Luchtvoorschriften voor het stralen van metalen

Verbod op activiteiten in de buitenlucht

Het is verboden om deze activiteit buiten het bebouwde deel van de inrichting uit te voeren. Dit mag wel als het te bewerken object zo groot is, dat binnen uitvoeren niet mogelijk is. In dat geval moet de uitstoot geminimaliseerd worden.

Stofvrije of stofarme techniek

Als stralen in de buitenlucht noodzakelijk is, moet gebruik worden gemaakt van stofvrije of stofarme straaltechnieken voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is.

Het toepassen van stofvrije of stofarme straalmethodes, zoals vacuümstralen of pneumatisch natstralen is doorgaans in ieder geval mogelijk bij het stralen van grotere, nagenoeg vlakke metaaloppervlakken.

Wanneer het toepassen van stofvrije of stofarme straalmethodes niet mogelijk is, moet een doelmatige omkapping van geschikt materiaal worden aangebracht. Het bevoegd gezag kan via maatwerkvoorschriften nadere eisen stellen aan de stofvrije of stofarme technieken en aan de omkapping.

Diffuse emissies

Gesloten installatie of ruimte

Om diffuse emissies van stof zoveel mogelijk te beperken, moet het stralen van metalen plaatsvinden in speciaal daarvoor bestemde en ingerichte kasten, cabines of ruimten.

Niet in alle gevallen is het redelijkerwijs mogelijk om deze maatregel te treffen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als slechts incidenteel wordt gestraald of als de metalen constructie die moet worden gestraald zo groot is dat het niet mogelijk is om deze in de daarvoor bestemde straalruimte te behandelen.

In een dergelijk geval moet het stralen in ieder geval plaatsvinden in een gesloten ruimte. De deuren en ramen van deze ruimte mogen niet worden geopend tijdens de straalwerkzaamheden. Na het stralen moet het stof in de ruimte zoveel mogelijk worden opgeruimd, zodat het stof niet buiten het bedrijf wordt verspreid.

Afvoer bovendaks

Het bedrijf moet emissies naar de buitenlucht bovendaks en omhoog gericht afvoeren. Dit voorschrift geldt als er binnen 50 meter van het afvoerpunt gevoelige gebouwen liggen. Dit voorschrift geldt niet voor gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein of bedrijventerrein met minder dan 1 gevoelig gebouw per hectare. Ook geldt dit voorschrift niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad.  Voorwaarde is wel dat het bedrijf zijn activiteit niet gewijzigd heeft.

In het belang van de luchtkwaliteit kan het bevoegd gezag bij maatwerk voorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. Dit is ook mogelijk voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het verhogen van de afvoerhoogte om te zorgen voor een betere verspreiding van afgezogen dampen en gassen.

Emissie-eisen en maatregelen

Voor de emissies naar de buitenlucht die vrijkomen gelden emissieconcentratie-eisen voor totaal stof, MVP1 en sA.1 (artikel 4.50 besluit).

Stof

De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:

  • 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
  • 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u

De sommatiemethode is van toepassing.

Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:

  • is goed gedimensioneerd
  • verkeert in een goede staat van onderhoud
  • wordt periodiek gecontroleerd
  • wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen

De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.

Andere emissies

De te verwachten andere emissies zijn afhankelijk van het gebruikte straalmiddel en de staat van het te stralen object. Omdat bij onderhoudswerkzaamheden vaak bestaande (an)organische deklagen worden verwijderd, kunnen de geëmitteerde stoffen zeer divers zijn. Er zijn daarom eisen gesteld aan alle mogelijke typen emissies.

Aan de emissieconcentratie-eisen wordt in ieder geval voldaan als de emissies worden afgevoerd via een filtrerende afscheider of een elektrostatisch filter die

  • goed gedimensioneerd is
  • in een goede staat van onderhoud verkeert
  • periodiek wordt gecontroleerd
  • zo vaak als nodig wordt schoongemaakt en vervangen

Drie stappen

Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.

Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:

  • dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
  • of dat de emissie niet relevant is

Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.

Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.