Luchtvoorschriften voor het lassen, lijmen en coaten van textiel

Luchtvoorschriften in het Activiteitenbesluit voor lijmen en coaten van textiel. Bij deze activiteit zijn er luchtvoorschriften voor stof, vluchtige organische stoffen (VOS) en geur. Voor lassen van textiel zijn er specifieke voorschriften. Informatie over de grafische processen staat op een andere pagina.

Bronafzuiging

Diffuse emissies zijn te verwachten bij:

  • reinigen, coaten of lijmen door het vernevelen van vluchtige organische stoffen met een nevelspuit
  • drogen of uitharden van met vluchtige organische stoffen behandeld materiaal

Bronafzuiging is bij deze activiteit(en) verplicht, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Het bedrijf moet de afgezogen emissies doelmatig afvoeren. Ruimteafzuiging is ook doelmatige bronafzuiging als de activiteiten in een afgesloten ruimte plaatsvinden.

Voorbeelden van situaties waarbij bronafzuiging niet altijd redelijk is:

  • De werkstukken zijn zo groot dat de emissie niet, of zeer slecht, met bronafzuiging bereikbaar is.
  • De activiteiten hebben een niet-plaatsgebonden karakter. Hierbij moet het bedrijf de (niet in de apparatuur geïntegreerde) bronafzuiging gemiddeld meer dan 10 keer per uur meeverplaatsen.
  • Er is alleen emissie van grof stof, dat zich niet binnen de inrichting verspreid.
  • De activiteiten hebben een incidenteel en/of kleinschalig karakter.
  • De uitvoering van de activiteiten vindt plaats in een gesloten systeem. Hierbij komen alleen kleine restemissies vrij.

De wijze van afvoer van de afgezogen emissies is geregeld vanuit geur.

Stof: emissiegrenswaarde en maatregelen

Artikel 4.103d van het Activiteitenbesluit geeft een emissiegrenswaarde voor stof.

De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:

  • 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
  • 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u

De sommatiemethode is van toepassing.

Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:

  • is goed gedimensioneerd
  • verkeert in een goede staat van onderhoud
  • wordt periodiek gecontroleerd
  • wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen

De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.

Erkende maatregel

Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.

Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:

  • dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
  • of dat de emissie niet relevant is

Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.

Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.

VOS: maatregelen

Bij een verbruik van meer dan 1000 kg VOS per jaar moet het bedrijf emissiereducerende maatregelen treffen. Zie Vraag en antwoord VOS-verbruik voor het geven van inzicht in en het berekenen van het verbruik.

Als het bevoegd gezag vermoedt dat het bedrijf onvoldoende maatregelen heeft genomen, dan kan deze het bedrijf vragen om een motivering. Bij deze motivering moet het bedrijf kosteneffectiviteit en technische uitvoerbaarheid van de maatregelen betrekken.

Aan de eisen voor het nemen van maatregelen voldoet het bedrijf als:

  • het good-housekeeping maatregelen toepast
  • gebruik maakt van efficiënte applicatiemethoden (minimale overspray)
  • gebruik maakt van VOS-arme producten

VOS-arme producten zijn in ieder geval:

  • Producten met een maximaal VOS gehalte van 150 gram/liter VOS voor gebruiksklare producten.
  • Producten met een maximaal VOS gehalte van 30% in reinigingsmiddelen.
  • Producten waarvoor in het BOOVV maximale VOS-gehalten staan. Het bedrijf moet de producten in dat geval wel gebruiken voor de toepassing waarvoor BOOVV het in de handel brengen reguleert. Voorbeelden zijn bouw- en timmerindustrie, de doe-het-zelf-sector en autoschadeherstelbedrijven.

Het bedrijf kan ook voldoen aan de eisen bij gebruik van producten of methoden uit:

VOS: toezicht

De toezichthouder past bij controle op VOS de volgende methodiek toe:

  • Controleer verbod op het sproeien en vernevelen in buitenlucht
  • Bij VOS-verbruik > 1000 kg/j zijn maatregelen verplicht
  • Maatregelen staan in de Activiteitenregeling:
    1) good housekeeping
    2) voorkeursvolgorde bij reinigen
    3) gebruik emissiereducerende (bron)maatregelen zoals minimale overspray en VOS-arme producten
  • Beoordelingsvrijheid bij bepalen voldoende maatregelen
  • Bij vermoeden van onvoldoende maatregelen moet bedrijf motiveren
  • Vrijstelling van maatregelen en registratie bij gebruik BOOVV (verfrichtlijn) producten, bij autoschadeherstel en op/aan gebouwen
  • Afdeling 2.11 kan van toepassing zijn boven bepaald verbruik. Zie ook de handleiding oplosmiddeleninstallaties

VOS: oplosmiddeleninstallaties

Als een van de drempelwaarden voor oplosmiddeleninstallaties wordt overschreden, gelden voor VOS de voorschriften uit afdeling 2.11 en niet de VOS-voorschriften in hoofdstuk 3 of 4. Ongeveer 500 bedrijven in Nederland hebben te maken met deze afdeling.

Geur: afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie

Het bedrijf heeft bij oprichting of wijziging van zijn activiteit de keuze uit:

Dit voorschrift geldt ook als zich binnen een straal van 25 meter rond het bedrijf geen andere gebouwen bevinden. Of een geurgevoelig object zich in de nabijheid van het bedrijf bevindt is bij dit voorschrift niet relevant.

Deze eisen gelden niet als het bedrijf zich bevindt op een gezoneerd industrieterrein of op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare.

Maatwerk voor geur

De activiteit voldoet aan de vereiste afvoerhoogte of een doelmatige ontgeuringsinstallatie, maar er is toch sprake van onaanvaardbare geurhinder. Dan kan het bevoegd gezag via een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen. Deze eisen kunnen gaan over:

  • de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie
  • de plaatsing van de afvoerpijp
  • het voorkomen van diffuse emissies
  • het beperken van incidentele geurpieken tot bepaalde tijdstippen

Maatregelen gericht op de aspecten hierboven zijn niet altijd voldoende om te komen tot een aanvaardbaar hinderniveau. In dat geval kan het bevoegd gezag aanvullend in een maatwerkbesluit een ontgeuringsinstallatie of een grotere afvoerhoogte verplicht stellen.

Bij besluitvorming hierover betrekt het bevoegd gezag de geuraspecten uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Meer informatie hierover staat in de handleiding geur.

Geur uitputtend geregeld

Voor het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder moet de activiteit tenminste voldoen aan de voorschriften die staan in de Activiteitenregeling. Geur is voor deze activiteit uitputtend geregeld. Maatwerk voor geur op basis van artikel 2.7a of het zorgplichtartikel is niet mogelijk.

Overgangsrecht geur

Het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) geldt niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad.  Het overgangsrecht vervalt als het bedrijf wijzigt en de geurbelasting op een geurgevoelig gebouw verandert.

Het bevoegd gezag kan ook aan bedrijven die al bestonden toen het Activiteitenbesluit in werking trad aanvullend maatwerk stellen. Voorwaarde is wel dat overschrijding van het aanvaardbaar hinderniveau voor geur plaats vindt.

Lassen van textiel

Het met hete lucht lassen van zeil geeft een rookontwikkeling. Indicatieve onderzoeken naar de aanwezigheid van chloor (HCl) en weekmakers in deze rook, laten weliswaar zien dat zoutzuur en gebruikte weekmakers in de emissies terug te vinden zijn, maar dat deze emissies vanwege hun geringe omvang niet relevant zijn.

Weekmakers zijn zeer zorgwekkende stoffen met een minimalisatieverplichting (klasse MVP1). Het overschrijden van de vrijstellingsdrempel voor deze klassen is niet aannemelijk. Er staan daarom bij deze activiteit geen emissiegrenswaarden.

Op grond van de zorgplicht kan het bevoegd gezag eventueel eisen stellen via maatwerkvoorschriften.

Het bedrijf moet emissies naar de buitenlucht bovendaks en omhoog gericht afvoeren. Dit voorschrift geldt als er binnen 50 meter van het afvoerpunt gevoelige gebouwen liggen. Dit voorschrift geldt niet voor gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein of bedrijventerrein met minder dan 1 gevoelig gebouw per hectare. Ook geldt dit voorschrift niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad.  Voorwaarde is wel dat het bedrijf zijn activiteit niet gewijzigd heeft.

In het belang van de luchtkwaliteit kan het bevoegd gezag bij maatwerk voorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. Dit is ook mogelijk voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het verhogen van de afvoerhoogte om te zorgen voor een betere verspreiding van afgezogen dampen en gassen.




Minimalisatieverplichting

De minimalisatieverplichting houdt in dat het bedrijf blijvend naar een nulemissie streeft.