Lozing afvalwater kaasmakerij

Vraag

Aan welke eisen moet de lozing van afvalwater van een kaasmakerij op oppervlaktewater voldoen?

Antwoord

Als een kaasmakerij geen onderdeel is van een veehouderij, dan is waarschijnlijk sprake van een type B-bedrijf. Het lozen van afvalwater van een kaasmakerij moet dan voldoen aan paragraaf 3.6.1 van het Activiteitenbesluit: het bereiden van voedingsmiddelen. Uitgangspunt is dat de kaasmakerij het afvalwater loost in het vuilwaterriool. Als dat niet mogelijk is, dan mag de kaasmakerij anders dan in het vuilwaterriool lozen (artikel 3.131, tweede lid Activiteitenbesluit). Dit is uitsluitend toegestaan als de kaasmakerij het afvalwater van de kaasmakerij gezamenlijk met het huishoudelijk afvalwater loost en via een individuele behandeling afvalwater (IBA). De capaciteit van de IBA moet zijn berekend op deze gezamenlijke lozing.

Voor het lozen via de IBA op oppervlaktewater moet de kaasmakerij voldoen aan de voorwaarden voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op oppervlaktewater (artikel 3.5 Activiteitenbesluit). Als de kaasmakerij het afvalwater van de kaasmakerij apart wil lozen op oppervlaktewater dan moet de kaasmakerij daarvoor een Watervergunning aanvragen.

Zie voor meer informatie het handboek Water: Bereiden van voedingsmiddelen