Kunnen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen een inrichting type A zijn?

Vraag

Deze pagina is niet actueel. Kenniscentrum InfoMil is onderdeel geworden van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Kijk op de IPLO-website voor actuele informatie over milieuregelgeving voor bedrijven.

Kunnen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen een inrichting type A zijn?

Antwoord

Ja. Als inrichtingen beschikken over beperkte voorraden gevaarlijke stoffen, die bestemd zijn voor eigen gebruik. Dan zijn zij sinds 1 januari 2010 niet meer meldingsplichtig volgens het Activiteitenbesluit.

Geen melding nodig

Valt een inrichting onder type A inrichtingen zoals aangewezen in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit? Dan heeft de inrichting vrijstelling van de meldingsplicht zoals geregeld in artikel 1.10 e.v. Activiteitenbesluit.

Een onbedoelde consequentie van het Activiteitenbesluit zoals dit luidde tot 1 januari 2010 was dat zelfs één fles gevaarlijke stof in verpakking al gemeld moest worden. Dit gold dus bijvoorbeeld ook voor een fles brandspiritus bestemd voor eigen gebruik. Door een aanpassing van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit is dit nu niet meer nodig.

Welke stoffen in welke hoeveelheden

De volgende exacte hoeveelheden gevaarlijke stoffen zijn zonder melding zijn toegestaan. Deze zijn opgenomen in artikel 7.6, tweede en derde lid, onder a tot en met d van het Bouwbesluit 2012.

Het betreft de volgende stoffen en hoeveelheden:

  • 50 liter gassen zoals propaan, zuurstof, acyteleen, aerosolen (UN 1950spuitbussen) en UN 2037 (houders klein gas) (ADR-klasse 2)
  • 25 liter brandbare vloeistoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en aceton (ADR klasse 3, verpakkingsgroep II)
  • 50 liter brandbare vloeistoffen zoals terpentine en bepaalde inkten (ADR klasse 3, verpakkingsgroep III)
  • 50 kilogram:
    - ADR brandbare vaste stoffen, zelfontledende vaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand zoals wrijvingslucifers, zwavel en metaalpoeders, en;
    - voor zelfontbranding vatbare stoffen zoals fosfor (wit of geel) en diethylzink en;
    - stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen zoals magnesiumpoeder, natrium en calciumcarbide.
    (ADR-klasse 4.1, 4.2 en 4.3, verpakkingsgroep II en III)
  • 50 kilogram brandbevorderende stoffen zoals waterstofperoxide (ADR-klasse 5.1, verpakkingsgroep II en III)
  • 1 kilogram organische peroxiden zoals dicymyl peroxide en di-propionyl peroxide (ADR-klasse 5.2)

Hierbij mag de totale toegestane hoeveelheid van stoffen hierboven maximaal 100 kilogram of liter bedragen.

Verder noemt het Bouwbesluit 2012 de opslag van:

  • brandstof in het reservoir van een verbrandingsmototor
  • brandstof in een verlichtings-, een verwarmings- of een ander warmteontwikkelend toestel
  • voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken
  • gasflessen tot een totale waterinhoud van 115 liter

Voor enkele andere (niet gevaarlijke) stoffen leidt de opslag ook niet meer tot een meldingsplicht. Zie hiervoor artikel 1.2, onderdeel i, subonderdeel 9 tot en met 13 en 16 van het Activiteitenbesluit.

Consumentenvuurwerk

De voorschriften voor de opslag van consumentenvuurwerk staan los van die in het Activiteitenbesluit. Opslag en verkoop hiervan kan dus door een type A inrichting waarbij er geen AIM melding nodig is. Wel is een melding Vuurwerkbesluit nodig.