Is een bedrijfsverzamelgebouw één inrichting?

Vraag

Is een bedrijfsverzamelgebouw één inrichting?

Antwoord

Dat is afhankelijk van de situatie.

Er is sprake van één inrichting als er sprake is van tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben (artikel 1.1 Wet milieubeheer, vierde lid).

Als er niet voldoende organisatorische bindingen zijn, kan de rechter bedrijfsverzamelgebouwen beschouwen als een verzameling van inrichtingen. De gezamenlijke voorzieningen (zoals de stookinstallatie en afvalstoffeninzameling) worden dan gezien als één aparte inrichting; de eigenaar van het bedrijfsverzamelgebouw is daarvan de inrichtinghouder. Voor de beoordeling of er organisatorische bindingen aanwezig zijn, is voor de rechter vooral van belang in welke mate de eigenaar van het bedrijfsgebouw zeggenschap heeft over de individuele bedrijven. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de huurovereenkomst.

In de praktijk is het niet wenselijk dat het bevoegd gezag bij bedrijfsverzamelgebouwen standaard de huurovereenkomsten moet bestuderen. Om de lasten voor alle partijen te beperken kan het verstandig zijn een bedrijfsverzamelgebouw in principe te behandelen als één inrichting met één aanspreekpunt, tenzij er geen duidelijke inrichtinghouder kan worden aangewezen. Zo gebeurt het nu vaak. Wel bestaat dus de kans dat de rechter er anders over denkt.

Drie belangrijke uitspraken van de Raad van State hierover zijn:

  • ABRvS 14-07-2004, 200308097/1. Een opslagverhuurbedrijf is één inrichting, omdat het huurcontract de vrijheid van de huurder verregaand beperkt.
  • ABRvS 29-01-2003, 200200019/1. Een winkelcentrum is verzameling van inrichtingen, omdat de verhuurder geen werkelijke zeggenschap heeft over de exploitatie van de afzonderlijke winkels.
  • ABRvS 22-08-2001, 199901087/1. In één gebouw verrichten verschillende bedrijven allemaal activiteiten voor een academisch ziekenhuis/universiteit. Het gaat hier om één inrichting, onder meer omdat de verhuurder geen andersoortige bedrijven toelaat en met de huurovereenkomst verregaande zeggenschap heeft over de activiteiten van de huurders.