Lozingsvoorschriften zeefdrukken

Zeefdrukken is een vorm van grafische processen. Bij het zeefdrukken worden de zeefdrukramen vaak meerdere malen gebruikt. Na gebruik wordt de inkt van het zeefdrukraam verwijderd met oplosmiddelen. Vervolgens wordt het zeefstripsjabloon gestript en uitgespoeld met water, waarbij afvalwater vrijkomt.

Soms gebruikt men bij het vervaardigen van het zeefdruksjabloon fotografische filmen. Dan zijn voor het ontwikkelen van de fotografische film de bepalingen uit de die activiteit van toepassing.

Vindplaats
Verboden en voorwaarden
BBT voor zeefdrukkerijen
Controleaspecten

Vindplaats

De voorschriften met betrekking tot afvalwater afkomstig van zeefdrukkerijen zijn opgenomen in: §4.7.2 van het Activiteitenbesluit. Specifiek staan ze in artikel 4.90, 4.91 en 4.92. Concrete maatregelen zijn uitgewerkt in §4.7.1 van de bijbehorende ministeriële regeling, in artikel 4.101.

Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool geregeld. Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.

Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).

Na het drukken en vóór het strippen van het sjabloon verwijdert men de zeefdrukachtergebleven drukinkt. Ieder kontakt van dit afval met water dat later als afvalwater in de riolering geloosd zou moeten worden, moet worden vermeden. De stoffen in de inkt zijn meestal milieubezwaarlijk voor water. Vooral door de slechte afbreekbaarheid en meestal niet vanwege de giftigheid.

De te lozen hoeveelheid aan schadelijke stoffen kan men beperken door het uitvoeren van eenvoudige technische en organisatorische maatregelen. De meest voor de hand liggende maatregel is schoonmaken in stappen. Dat wil zeggen:

  1. Zoveel mogelijk inkt wegschrapen
  2. Met weinig water spoelen. Het sterk verontreinigde water dat hierbij ontstaat, mag niet worden geloosd, maar moet worden verwijderd als gevaarlijk afval
  3. Met veel water spoelen. Het hierbij vrijkomende "dunne" spoelwater kan in het vuilwaterriool worden geloosd.
  4. Voor zover mogelijk het "dunne" spoelwater gebruiken voor de activiteiten onder stap 2 of voor het aanlengen van nieuwe inkt. Dit is alleen mogelijk als het spoelwater geen zeepresten bevat.

Dit kan handmatig of met hulp van techniek:

  • gebruik van een automatische drukvormwasinstallatie of
  • een drukvormspoelmeubel.

Het te lozen afvalwater mag uitsluitend bestaan uit het lozen van spoelwater afkomstig van het polijsten, ontvetten of ontwikkelen van het zeefdrukgaas, sjabloonverwijdering of schaduwbeeldverwijdering.

De activiteit staat in hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften alleen voor type A/B-bedrijven. Ze gelden niet voor type C bedrijven. Een inrichting type B moet deze activiteit vier weken voor de start melden. Een type C moet hiervoor een vergunning aanvragen of een wijziging aanvragen.

Er kan afvalwater vrijkomen bij deze activiteit. Als type-C bedrijven dit willen lozen, moet het bevoegde gezag deze lozing regelen in de omgevingsvergunning. Dit geldt voor lozen op de riolering en op de bodem. Bij een lozing in het oppervlaktewater is een watervergunning nodig.

In de oorspronkelijke tekst van het Activiteitenbesluit, is een Nota van toelichting (pdf, 26 kB) opgenomen en op deze pagina verwerkt.

Maatwerk via zorgplicht

Lozen in het vuilwaterriool mag op voorwaarde dat men voldoet aan de zorgplichtbepaling. Daarin staat dat door de lozing geen schade aan het riool of achterliggende zuivering mag optreden. Dat houdt in dat men bijvoorbeeld eigenlijk geen hemelwater mag lozen op het vuilwaterriool. Het lozen van dit water vermindert namelijk de effectiviteit van een RWZI.

In het algemeen zal het afvalwater met een of meer van volgende kenmerken geen schade aanrichten:

  • afvalwater met een temperatuur die lager is dan 30 oC
  • afvalwater waarvan de zuurgraad (pH) hoger is dan 6,5 en lager dan 10 is
  • afvalwater dat geen brand- of explosiegevaar kan veroorzaken.

Het bevoegd gezag kan het lozen van afvalstoffen of spoelwater verbieden of zeefdrukbeperken. Dit kan op grond van de zorgplicht als dit in het belang is van de bescherming van de zuiveringstechnische werken of het milieu.

BBT voor zeefdrukkerijen

De essentie van de BBT (best beschikbare technieken) bestaat uit de volgende 2 principes:

  1. toepassen van preventieve/ good housekeeping maatregelen om verontreinigende stoffen zoveel mogelijk tegen te houden
  2. gebruik van milieuvriendelijke hulpstoffen

Onder het gebruik van milieuvriendelijke hulpstoffen wordt in ieder geval verstaan (bron: FO-industrie Handboek Grafische Industrie):

  • geen gebruik lichtgevoelige emulsie met chroomzouten
  • gebruik biologisch afbreekbare ontvettingsmiddelen
  • gebruik ontvettingsmiddelen zonder organische oplosmiddelen

Het is belangrijk dat hulpstoffen worden beoordeeld op het belastend zijn voor het milieu.  De lozing van deze hulpstoffen moet men zoveel mogelijk beperken. Soms zijn deze hulpstoffen Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Afhankelijk van de milieubelasting moet er meer gebeuren om lozing tegen te gaan.

  • Het Activiteitenbesluit stelt dat stoffen waarvoor een saneringsinspanning A geldt, niet mogen worden geloosd. Dit geldt onder andere voor ZZS.
  • Stoffen en preparaten met saneringsinspanningen B of C zijn onder voorwaarden loosbaar.

Leveranciers moeten volgens de Europese REACH verordening verplicht bij hun producten (stoffen of mengsels) veiligheidsinformatieblad (VIB) met milieu-informatie te leveren. Deze informatie moet duidelijk maken of een stof geloosd mag worden en hoe een stof in de afvalfase verwijderd moet worden (als bedrijfsafval of als gevaarlijk afval). In 2016 is de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten  (ABM) in het kader van de uitvoering van het emissiebeleid water aangepast.

In het activiteitenbesluit is uitgegaan van de ABM indeling van voor 2016. Daarin worden stoffen/preparaten in drie categorieën ingedeeld. Aan elke categorie is een «gewenste saneringsinspanning» (A, B of C) gekoppeld. In de ABM-2016 is categorie A opgedeeld in categorie ZZS en A. De gewenste saneringsinspanning vanuit het activiteitenbesluit wil zeggen:

  • A : in principe niet lozen; zo ja, dan onder strenge voorwaarden en met toepassen van Best Beschikbare Technieken (BBT). Dit geldt onder andere voor ZZS.
  • B : lozing minimaliseren; toepassen van best uitvoerbare technieken.
  • C : lozing minimaliseren.

Voor de zeefdrukkerijen kunnen stoffen en preparaten met saneringsinspanningen B of C, met in acht neming van de voorschriften die volgen uit het AB, «loosbaar» worden verondersteld.

Aanverwachte wetgeving

Op de verzamelde vaste afvalstof is titel 10.6 Wet milieubeheer (Wm) van toepassing. Dit betekent dat het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (art. 10.37 Wm) en dat de gegevens hierover moeten worden bewaard (art. 10.38 Wm).

Verboden en voorwaarden

Tevens geldt een verbod op het lozen van stoffen waarvoor een saneringsinspanning A (zie de Algemene Beoordelings Methodiek (pdf, 163 kB)). Lozing van andere waterbezwaarlijke stoffen moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

Het afvalwater moet op doelmatige wijze kunnen worden bemonsterd.

Controleaspecten

  1. Is productinformatie (veiligheidsinformatiebladen) van de in de drukkerij gebruikte grondstoffen en hulpstoffen aanwezig?
    1. Toetst men aan de ABM methode
    2. Is procesmatige scheiding van verwijderen van inkt en strippen van sjablonen aan de orde en geborgd?
    3. Worden gebruikte reinigingsmiddelen als afvalstof afgegeven aan erkende inzamelaar?
  2. Wordt het laatste spoelwater geloosd in het vuilwaterriool?
  3. Is een doelmatige controlevoorziening aanwezig?