Samenvatting branche-informatie voor de rubber- en kunststofindustrie

De belangrijkste milieuvoorschriften voor rubber- en kunstofverwerkende bedrijven worden hieronder beschreven. De regels zijn te vinden in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling, waar het merendeel van deze bedrijven sinds 1 januari 2013 onder valt.

Welke bedrijven

Onder de rubber- en kunststofindustrie vallen bedrijven die:

  • rubber, kunststof of polyester verwerken
  • rubber of kunststof bewerken, lijmen en coaten
  • rubbercompounds wegen en mengen
  • kunststof spuitgieten, extruderen, thermovormen, blazen en schuimen

Melding en OBM

Via de activiteiten internet module (AIM) moet een bedrijf melden dat het met bepaalde activiteiten aanvangt. De AIM geeft ook aan of een melding volstaat, of dat een omgevingsvergunning voor milieu of toestemming nodig is van de gemeente om te starten met bepaalde activiteiten.

Deze toestemming heet OBM (Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets) en is nodig voor het verwerken van polyesterhars en het opslaan van kunststofafval. Via het Omgevingsloket online kan de OBM worden aangevraagd. De OBM moet binnen 8 weken door de gemeente worden verleend. Wel kan de gemeente de termijn eenmalig verlengen met zes weken. Als de gemeente de geurhinder onaanvaardbaar acht wordt de OBM geweigerd.

Bij het melden van het verwerken van polyesterhars moet het bedrijf ook aangeven hoe geurhinder wordt tegengegaan. Zie verder onder Activiteiten en maatregelen.

Wanneer nog een omgevingsvergunning milieu?

In bepaalde gevallen hebben bedrijven in de rubber- en kunststofindustrie nog een vergunning nodig:

  • IPPC bedrijven. Hier gaat het om bedrijven die op industriële schaal chemische stoffen fabriceren zoals polymeren, kunstvezels, cellulosevezels en rubbercompounds en bedrijven die zeer grote hoeveelheden oplosmiddelen verbruiken bij de oppervlaktebehandeling van metaal of kunststof.
  • BRZO en BEVI bedrijven.
  • Bedrijven die grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opslaan, zoals polyesterhars in een of meer bovengrondse tanks van meer dan 10 kubieke meter.
  • Bedrijven die kunststof schuimen of expanderen met pentaan als blaasmiddel.

Activiteiten en maatregelen

Verwerken van polyesterhars

Bij het verwerken van polyesterhars komt styreen vrij. Omdat deze stof snel te ruiken is moet een bedrijf geurmaatregelen nemen. In de Activiteitenregeling staan maatregelen, afkomstig uit het Werkboek milieumaatregelen voor de rubber- en kunststofindustrie. Het werkboek is inmiddels verwerkt in het Ondernemingsdossier.

Voorbeelden van maatregelen zijn het gebruik van harsen met minder styreen (zoals INSERT) en een gesloten mal- en leidingsysteem. Een bedrijf hoeft geen geuremissiereducerende maatregel toe te passen als dit te duur is of technisch onuitvoerbaar. Bij de melding moet het bedrijf met een beschrijving van maatregelen of een geuronderzoek aantonen dat het aanvaardbaar hinderniveau niet wordt overschreden.

Ter bescherming van de bodem moet het bedrijf dat polyesterhars verwerkt door middel van een installatie met een olie- of koelcircuit, dit doen boven een vloeistofkerende voorziening of een lekbak .

Opslag van polyesterhars

Voor opslag van polyesterhars in drums of vaten gelden de eisen van het Activiteitenbesluit voor opslag van gevaarlijke of bodembedreigende stoffen in verpakking. De Activiteitenregeling verwijst hierbij gedeeltelijk door naar PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen).

Anders dan voorheen is voor opslag van polyesterhars in tanks geen omgevingsvergunning meer nodig. Ter voorkoming van brandgevaar moet een nieuw te plaatsen opslagtank met daarin polyesterhars op 20 meter afstand van een kwetsbaar object staan. Bestaande opslagtanks hoeven dit niet. Een nieuwe tank moet gekeurd worden volgens de richtlijn BRL-K903 (www.kiwa.nl). Een bestaande opslagtank moet uiterlijk 1 januari 2015 gekeurd zijn. Ter bescherming van de bodem moet de opslagtank boven een lekbak staan of boven een vloeistofdichte vloer. Dit hoeft niet als de tank dubbelwandig is en een lekdetectie systeem heeft. Delen van PGS 30 zijn relevant voor opslagtanks met polyesterhars.

Verwerken van rubber of thermoplastische kunststof, wegen en mengen van rubbercompounds

Het stof dat vrijkomt bij deze activiteiten moet het bedrijf bij de bron afzuigen, voorzover dat redelijk is. De afgezogen stoffen moet het bedrijf afvoeren op een hoogte van 2 meter boven het hoogste dak van de gebouwen in een straal van 25 meter. Om voor goede staat van de filters te zorgen moeten ze regelmatig worden schoongemaakt en gecontroleerd worden.

Het wegen en mengen van rubbercompounds moet boven een vloeistofkerende voorziening of een lekbak. Als een bedrijf rubbercompounds mengt moet bij de aanleg van de bodembeschermende voorziening worden gelet op de toevoer en aftappunten van de menginstallatie.

Ook het verwerken van rubber of thermoplastisch kunststof in een installatie met een olie- of koelcircuit moet boven een vloeistofkerende voorziening of een lekbak.

Vooral bij de verwerking van thermoplastische kunststof kunnen door verhitting weekmakers vrijkomen. Voor deze weekmakers geldt dat een bedrijf ten hoogste 0,05 milligram per kubieke meter lucht mag uitstoten. Het gaat om:

  • BBP(benzyl butylftalaat)
  • DBP (dibutylftalaat )
  • DEHP (di-ethyl hexylftalaat )
  • DIBP (di-isobutylftalaat)

Gebruik en opslag van organische peroxiden

Bij de verwerking van rubber en polyesterhars worden organische peroxiden gebruikt als initiator. Deze stoffen zijn brandbaar. De branche gebruikt de typen D, E en F van ADR klasse 5.2. Vloeibare organische peroxiden moet een bedrijf verwerken boven een vloeistofdichte vloer. Voor de opslag van de organische peroxiden in Limited Quantities verpakkingen (LQ) verwijst de activiteitenregeling naar de regels uit PGS 15, voor andersoortige opslag verwijst ze naar PGS 8.

Shredderen

Het stof dat vrijkomt bij deze activiteit moet het bedrijf bij de bron afzuigen en afvoeren op een hoogte van 2 meter boven het hoogste dak van de gebouwen binnen een straal van 25 meter. Om voor goede staat van de filters te zorgen moeten ze regelmatig schoongemaakt en gecontroleerd worden. Als de shredderinstallatie een olie- of koelvloeistofcircuit heeft moet deze boven een vloeistofkerende voorziening of een lekbak staan.

Mechanisch bewerken

Een bedrijf dat meer dan 3 kubieke meter rubber- of kunststofproducten mechanisch bewerkt moet maatregelen nemen om stofemissies te voorkomen, zoals bronafzuiging.

Reinigen, lijmen en coaten

Afgezogen dampen en stof dat vrijkomt bij de activiteit moet het bedrijf bij de bron afzuigen en moet worden afgevoerd op een hoogte van 2 meter boven het hoogste dak van de gebouwen binnen een straal van 25 meter. Om voor goede staat van de filters te zorgen moeten ze regelmatig worden schoongemaakt en gecontroleerd worden. Ter voorkoming van geur kan ook een goed functionerende ontgeuringsinstallatie worden gebruikt. Bij overschrijding van een aanvaardbaar geurhinder niveau kan de gemeente maatwerkvoorschriften stellen met extra eisen.

De destillatie van oplosmiddelen moet plaats vinden in een brandcompartiment. In dit brandcompartiment mag geen andere opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. De slugde afkomstig van de destillatie moet worden afgevoerd als gevaarlijk afval.

Als een bedrijf meer dan 1.000 kg vluchtige organische stoffen (VOS) per jaar gebruikt, moet een bedrijf emissiereducerende maatregelen nemen, zoals het gebruiken van oplosmiddelarme producten.

Grotere bedrijven die veel oplosmiddelen gebruiken bij hun druk-, reinigings-, lijm-, lamineer- of coatingactiviteiten of bij de verwerking van rubber kunnen te maken krijgen met de regels uit afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit (voorheen Oplosmiddelenbesluit).

Flexodruk en verpakkingsdiepdruk

De gassen en dampen die vrijkomen bij flexodruk of verpakkingsdiepdruk, moet het bedrijf bij de bron afzuigen en afvoeren op een hoogte van 2 meter vanaf het hoogste dak van de gebouwen gelegen binnen een straal van 25 meter. Dit hoeft niet als het bedrijf op een gezoneerd industrieterrein of op een terrein met maximaal één geurgevoelig object per hectare ligt. De gemeente kan maatwerkvoorschriften stellen voor geur.

Een bedrijf dat bij verpakkingsdiepdruk met watergedragen inkt of lak spullen bedrukt, lakt, lamineert of mengt of als het verpakkingen van watergedragen inkt of lak en lijm spoelt, moet dat doen boven een vloeistofkerende voorziening of een lekbak.

Als een bedrijf bij flexodruk oplosmiddelhoudende inkt en lak mengt of resten van oplosmiddel destilleert of als het bedrijf verpakkingen van oplosmiddelhoudende inkt of lak en lijm spoelt, moet dit plaatsvinden boven een vloeistofdichte vloer of voorziening.

Afvalwater dat vrijkomt bij het toepassen van flexodruk of verpakkingsdiepdruk moet het bedrijf in principe op het vuilwaterriool lozen. Vloeistoffen met gevaarlijk afval moet het bedrijf apart afvoeren naar een erkende verwerker. Denk bijvoorbeeld aan vloeistoffen met organische peroxiden die deze bedrijven gebruiken om apparatuur te reinigen van oplosmiddelhoudende inkt.

Voor grootverbruikers van oplosmiddelen bij deze druktechnieken geldt Activiteitenbesluit afdeling 2.11 over oplosmiddeleninstallaties.

Opslag van verf, inkt, lijm en reinigingsmiddelen

Voor de opslag van deze gevaarlijke of bodembedreigende stoffen in originele verpakkingen gelden met name eisen van PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS).

Opslag van oplosmiddelen in ondergrondse tanks

Voor vijf soorten veelgebruikte brandbare organische oplosmiddelen geeft het besluit voorschriften voor de opslag ervan in ondergrondse tanks. Het gaat om:

  • MEK (methylethylketon, officiële naam butanon of 2-butanon)
  • ethylacetaat (officieel ethyl­ethanoaat)
  • methylisobutylketon of MIBK (4-methyl-2-pentanon)
  • IPA (isopropylalcohol, officieel 2-propanol)
  • aceton (officieel propanon of 2-propanon)

Een erkend bedrijf moet de ondergrondse opslagtank installeren en geeft een installatiecertificaat. De vulpunten en aftappunten van ondergrondse opslagtanks moeten zijn geplaatst boven een lekbak of boven een vloeistofdichte vloer of verharding. De tank moet jaarlijks worden gecontroleerd op de aanwezigheid van water en bezinksel. Verder staan in PGS 28 meer eisen waaraan een tank moet voldoen.

Een stalen tank moet om de 15 jaar worden herkeurd. Als de tank een binnencoating heeft of dubbelwandig is uitgevoerd met een lekdetectie systeem, moet om het de 20 jaar worden herkeurd. Ook is een bodemweerstandsmeting verplicht. Kunststoftanks moeten om de 10 jaar worden herkeurd, of om de 15 jaar in geval van een coating of dubbele wand met lekdetectie systeem.

Geluid

Voor het aspect geluid staan alle relevante artikelen in de afdeling 2.8 van het besluit.

Overgangsrecht van vergunning naar algemene regels

Op bedrijven die vóór 1 januari 2013 een omgevingsvergunning milieu hadden, geldt algemeen overgangsrecht. Dit houdt in dat de voorschriften uit de (vervallen) omgevingsvergunning milieu nog drie jaar blijven bestaan. Voorwaarde hierbij is wel dat de voorschriften uit de vervallen vergunning iets reguleren waar onder het Activiteitenbesluit een maatwerkmogelijkheid voor bestaat.

Wanneer voorschriften uit de vervallen vergunning iets reguleren waar onder het Activiteitenbesluit geen maatwerk voor mogelijk is, dan is het vergunningvoorschrift nog zes maanden geldig als maatwerkvoorschrift (als het Activiteitenbesluit een strenger voorschrift stelt) of direct niet meer geldig (als het Activiteitenbesluit een soepeler voorschrift stelt).

Meer informatie

De website van InfoMil geeft uitgebreide informatie over de rubber- en kunststofindustrie. Overheden kunnen met vragen terecht bij de helpdesk van Kenniscentrum InfoMil. Bedrijven kunnen met vragen terecht bij koepelorganisaties NRK, VKCN of bij Antwoordvoorbedrijven.


Ondernemingsdossier

Het Ondernemingsdossier stelt een onderneming in staat om bepaalde informatie uit de eigen bedrijfsvoering eenmalig beschikbaar te stellen aan overheden zoals toezichthouders en vergunningverleners.

Als een bedrijf een bepaalde maatregel moet treffen, dan signaleert het Ondernemingsdossier dat.

Als een bedrijf een omgevingsvergunning milieu of OBM moet aanvragen, of een maatregel moet treffen, dan geeft het Ondernemingsdossier dat aan. Het dossier biedt een directe link naar de AIM.