Lozingsvoorschriften voor het vormgeven van betonproducten

Het lozingsvoorschrift voor de activiteit "Vormgeven van betonproducten" in het Activiteitenbesluit richt zich op het lozen van spoelwater afkomstig van het uitwassen van beton. Door het uitwassen krijgt het beton textuur. Het uitwassen van beton is een behandeling van het betonoppervlak, waarbij spoelwater vrijkomt. Dit spoelwater kan betonresten (en bindingsvertragers) bevatten.

Nabewerkingshandelingen die binnen de betonproductenindustrie plaatsvinden, vallen onder de reikwijdte van de voorschriften voor het bewerken en behandelen van natuur- of kunststeen zoals deze zijn opgenomen in andere paragrafen van het besluit.

Vindplaats

De voorschriften voor het lozen van afvalwater afkomstig van het uitwassen van betonproducten zijn opgenomen in artikel 4.74n. Op het vormgeven van betonproducten is het overgangsrecht conform artikel 4.74.0 van het Activiteitenbesluit van toepassing.

In het wijzigingsbesluit van het Activiteitenbesluit is een nota van toelichting (pdf, 37 kB) opgenomen.

Bij deze activiteit is de lozing van afvalwater geregeld voor het:

  • Oppervlakte water
  • Vuilwaterriool

Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool is een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit nodig. Voor een lozing in niet-aangewezen oppervlaktewater (kwetsbaar) is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is voor de watervergunning bevoegd gezag.

Omdat het afvalwater van de betonindustrie relatief schoon is, heeft het de voorkeur om dit in het oppervlaktewater te lozen. De aangewezen oppervlaktewateren zijn over het algemeen niet of nauwelijks gevoelig voor de relatief hoge pH-waarde die het afvalwater van de betonindustrie kenmerkt. Als dit niet kan (bijvoorbeeld geen oppervlaktewater beschikbaar), kan het reinigings- en spoelwater ook naar het vuilwaterriool.

De activiteit staat in hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften alleen voor type A/B-bedrijven. Ze gelden niet voor type C bedrijven. Een inrichting type B moet deze activiteit vier weken voor de start melden. Een type C moet hiervoor een vergunning aanvragen of een wijziging aanvragen.

Er kan afvalwater vrijkomen bij deze activiteit. Als type-C bedrijven dit willen lozen, moet het bevoegde gezag deze lozing regelen in de omgevingsvergunning. Dit geldt voor lozen op de riolering en op de bodem. Bij een lozing in het oppervlaktewater is een watervergunning nodig.

BBT

De lozingsnormen in het Activiteitenbesluit zijn gebaseerd op het toepassen van de stand van de techniek. De behandeling van afvalwater van de betonindustrie bestaat uit een voldoende gedimensioneerde bezinkvoorziening. De voorkeursvolgorde voor het lozen van afvalwater vormt het uitgangspunt. Dit betekent dat aanpak bij de bron ook op deze bedrijfstak van toepassing is.

De productie van betonmortel is een watervragend proces. Waterbesparende maatregelen zijn daarom wenselijk. Zo bestaan er goede mogelijkheden voor het hergebruik van water in het productieproces. Hemelwater van het opslagterrein kan men bijvoorbeeld opvangen en inzetten in de productie. Afhankelijk van de individuele omstandigheden kan dit tot een aanzienlijke beperking van de te lozen hoeveelheid afvalwater leiden. Volledige kringloopsluiting is ook mogelijk. Waar mogelijk passen de bedrijven dit in de praktijk al toe.

Verboden en voorwaarden

Bij lozen in aangewezen oppervlaktewater geldt een lozingseis voor onopgeloste stoffen van 100 mg/l. Aanvullend geldt een norm van 200 mg/l voor het chemisch zuurstof verbruik (CZV). De lozingseis voor CZV komt voort uit het gebruik van bekistingsolie en hulpstoffen die worden toegepast om het uithardingsproces van beton te beïnvloeden. Voor lozen in het vuilwaterriool geldt een lozingseis van 300 mg/l onopgeloste stoffen.

Het moet mogelijk zijn om het afvalwater op een doelmatige wijze te bemonsteren. Voor een doelmatige bemonstering moet het monsternamepunt goed toegankelijk zijn en in goede staat te verkeren.

De lozingsvoorwaarden voor vuilwaterriool gelden voor het gemeentelijk riool, maar ook voor een particulier stelsel. Daarbij maakt het niet uit of het particuliere stelsel aansluit op het gemeentelijk riool of direct aansluit op een afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). De lozingsvoorwaarden zijn namelijk bedoeld voor de bescherming van het milieu, de waterzuivering én het rioolstelsel.

Controleaspecten

  • Preventieve aanpak en hergebruik: welke maatregelen ter beperking van de geloosde hoeveelheid afvalwater zijn mogelijk en worden deze toegepast?
  • Voorkeursroute afvalwater: in overleg tussen het bedrijf, de waterbeheerder (waterschap) en de rioolbeheerder (gemeente) kan de optimale lozingsroute worden vastgesteld.
  • Bezinkvoorziening: een slibvangput kan nodig zijn om aan de lozingseis voor onopgeloste bestanddelen te kunnen voldoen.
  • CZV-norm: overschrijding kan er op duiden dat er verkeerd wordt omgegaan met deze hulpstoffen.

Lozingsnormen voor afvalwater gelden op moment dat afvalwater vrijkomt.  Verdunnen van afvalwater is in strijd met een algemeen beginsel van de Wet milieubeheer artikel 10.29a : het beperken van het gebruik van grondstoffen (in dit geval water).

Voor het verlenen van vergunningen is een instructieregel hiervoor opgenomen in artikel 5.5 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (BOR).

In de lozingenbesluiten is het verbod tot verdunnen opgenomen in artikel 2.2a van het activiteitenbesluit of 2.3 Besluit lozen buiten inrichtingen. Uit oogpunt van doelmatigheid kan dit aangepast worden, bijvoorbeeld omdat het afvalwater door eenzelfde zuiveringsvoorziening kan worden geleid.

Als een bedrijf een lozingsnorm overschrijdt dan  moet dat bedrijf het productieproces aanpassen of het afvalwater (voor)zuiveren voor een lozing.