Lozingsvoorschriften wassen van motor- en spoorvoertuigen

Onder de activiteit 'Wassen van motorvoertuigen of werktuigen of spoorvoertuigen' verstaat men in het Activiteitenbesluit ook het wassen van carrosserie-onderdelen. Ook het verwijderen van graffiti van deze voertuigen valt onder deze activiteit.

Inhoud

Deze pagina is niet van toepassing op:

Vindplaats

  • Activiteitenbesluit (Ab): § 3.3.2 artikel 3.23a t/m 3.23c en artikel 3.24.
  • Besluit lozen buiten inrichtingen (BlBi): § 3.6 artikel 3.12.

Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool geregeld. Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.

Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).

De voorschriften in het besluit richten zich op het beperken van het olie- en slibgehalte in het afvalwater. Dit komt vrij bij wasplaatsen en mobiele wasinstallaties.

De voorschriften voor lozingen op het vuilwaterriool gelden niet als er geen bodembeschermende voorziening aanwezig is. Het besluit verplicht niet tot een bodembeschermende voorziening als men minder dan 1 motorvoertuig  of spoorvoertuig per week wast. De zorgplicht artikel 2.1 kan dan zorgen voor een vangnet.

De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.

Bijbehorende delen uit de originele nota van toelichting bij het activiteitenbesluit vindt u hier: nota van toelichting artikel wassen motorvoertuigen (pdf, 14 kB). Deze toelichting is hier verwerkt.

Aanverwante wetgeving

Afval

De inhoud van de olie-afscheider is gevaarlijk afval (EURAL 13.05).

Op de verzamelde vaste afvalstof is titel 10.6 Wet milieubeheer (Wm) van toepassing. Dit betekent dat het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (art. 10.37 Wm) en dat de gegevens hierover moeten worden bewaard (art. 10.38 Wm).

Grondwater

Bij gebruik van grondwater kan een waterwetvergunning nodig zijn op basis van de Keur van het waterschap. Wanneer men grondwater gebruikt kan ook een osmose-installatie nodig zijn. Deze is om zouten en andere mineralen uit het grondwater te verwijderen. Van het spoelwater uit deze installatie moet men zich ontdoen. Lozen van dat afvalwater op de bodem of het hemelwaterriool mag niet zonder maatwerkvoorschrift (Ab art. 2.2). Ook voor het lozen van afvalwater op het vuilwaterriool is een maatwerkvoorschrift (Ab artikel 2.1) vereist. Voor een maatwerkbesluit is overleg nodig met het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beoordeelt of een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld. Toestemming is afhankelijk van de:

  • concentratie
  • hoeveelheid
  • vermenging, en
  • aard van het rioolstelsel, denk aan het neerslaan van zout op stalen delen. De afdeling van de gemeente die over het beheer van het riool gaat kunnen hierover adviseren.

Verboden en voorwaarden

Voor het lozen van afvalwater afkomstig van de activiteit geldt een standaardlozingseis van 20 milligram olie per liter en 300 milligram onopgeloste stoffen per liter, in enig steekmonster. De hoeveelheid van 20 milligram olie per liter komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan alleen bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping).

Als niet met preventieve maatregelen kan worden voorkomen dat er meer olie in het afvalwater terecht komt, is een olieafscheider en slibvangput nodig. Deze olieafscheider en slibvangput moet voldoen aan NEN-EN 858.

Het is van belang om te weten dat de norm van 20 milligram olie per liter dan niet geldt. Als het afvalwater wordt geleid door een olieafscheider dan geldt altijd de norm van 200 milligram per liter. En dat in enig steekmonster. Oliehoudend afvalwater moet altijd bemonsterd kunnen worden.

Lozingsnormen voor afvalwater gelden op moment dat afvalwater vrijkomt.  Verdunnen van afvalwater is in strijd met een algemeen beginsel van de Wet milieubeheer artikel 10.29a : het beperken van het gebruik van grondstoffen (in dit geval water).

Voor het verlenen van vergunningen is een instructieregel hiervoor opgenomen in artikel 5.5 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (BOR).

In de lozingenbesluiten is het verbod tot verdunnen opgenomen in artikel 2.2a van het activiteitenbesluit of 2.3 Besluit lozen buiten inrichtingen. Uit oogpunt van doelmatigheid kan dit aangepast worden, bijvoorbeeld omdat het afvalwater door eenzelfde zuiveringsvoorziening kan worden geleid.

Als een bedrijf een lozingsnorm overschrijdt dan  moet dat bedrijf het productieproces aanpassen of het afvalwater (voor)zuiveren voor een lozing.

De lozingsvoorwaarden voor vuilwaterriool gelden voor het gemeentelijk riool, maar ook voor een particulier stelsel. Daarbij maakt het niet uit of het particuliere stelsel aansluit op het gemeentelijk riool of direct aansluit op een afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). De lozingsvoorwaarden zijn namelijk bedoeld voor de bescherming van het milieu, de waterzuivering én het rioolstelsel.

Controle aspecten

Wordt grondwater onttrokken?

  • Ja, is een maatwerkvoorschrift afgegeven voor het lozen van het spoelwater van de osmose-installatie op de bodem of het vuilwaterriool?
  • Ja, wordt water hergebruikt of wordt al het afvalwater geloosd op het vuilwaterriool?
  • Ja, is door het waterschap een watervergunning verleend voor het onttrekken van grondwater?

Olie-afscheider en slibvangput aanwezig?

In het handboek water is alle informatie over olie-afscheider en slibvangput te vinden. Daar vind u ook informatie over controle aspecten, monstername en informatie over capaciteitsberekeningen en achtergrond informatie over olie-afscheiders en slibvangputten.

Meer informatie