Melding en Akoestisch rapport Activiteitenbesluit
Vier weken voor oprichting of verandering van een inrichting moet de inrichtinghouder een melding doen bij het bevoegd gezag. Bij verandering is een melding alleen nodig als een afwijking ontstaat van eerder verstrekte gegevens. Meer informatie over de melding staat onder "Melding en Activiteitenbesluit internetmodule".
In de volgende gevallen is een akoestisch onderzoek bij een melding voor het oprichten of veranderen van een inrichting verplicht of kan het bevoegd gezag er om vragen:
- Inrichting met aangewezen activiteiten (artikel 1.11)
- Inrichting op een gezoneerd industrieterrein
- Inrichting met een zeer reële kans op geluidhinder
De inrichtinghouder hoeft veranderingen of uitbreidingen niet te melden indien de gegevens waarover het bevoegd gezag beschikt op grond van een eerdere melding, niet wijzigen.
Inrichtingen met aangewezen activiteiten
Inrichtingen met activiteiten die zijn genoemd in art. 1.11 lid 1 t/m 3 leveren een akoestisch onderzoek bij de melding. Voor deze activiteiten zijn doorgaans problemen te verwachten bij de toetsing aan de geluidsgrenswaarden.
In de volgende gevallen art. 1.11, lid 1 t/m 3 is de inrichtinghouder in ieder geval verplicht om bij de melding een akoestisch onderzoek in te dienen:
- Als tussen 19.00 uur en 7.00 uur meer dan vier transportbewegingen plaatsvinden met motorvoertuigen die zwaarder zijn dan 3.500 kilo (incl. laadvermogen) en binnen 50 meter van de bedrijfsgrens geluidsgevoelige objecten aanwezig zijn. Dit geldt niet voor openbare tankstations en horecabedrijven.
- Als, mede op basis van de aard van het bedrijf, aannemelijk is dat in enig vertrek van het bedrijf het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door muziek meer bedraagt dan: 70 dB(A), als dit vertrek in- of aanpandig is gelegen met geluidsgevoelige gebouwen of 80 dB(A), als dit vertrek niet in- of aanpandig is gelegen met geluidsgevoelige gebouwen. Of in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting muziek ten gehore zal worden gebracht.
- Als de melding betrekking heeft op één of meer windturbines.
- Als in de buitenlucht overslag in bulk of mechanische bewerking van metalen in de buitenlucht plaatsvindt .
- Als de melding betrekking heeft op zuiveringstechnische werken als bedoeld in categorie 27.3 van onderdeel C, bijlage 1, bij het Besluit omgevingsrecht
- Als airbags of gordelspanners worden geneutraliseerd door deze te ontsteken.
- Als de melding betrekking heeft op een inrichting voor het vervaardigen van betonmortel of betonwaren voor zover bedoeld in categorie 11.1, onderdeel b van onderdeel C, bijlage 1, bij het Besluit omgevingsrecht.
- Als de melding betrekking heeft op een binnenschietbaan waarvan de afstand tot het dichtstbijzijnde gevoelige object kleiner is dan 50 meter.
Het bevoegd gezag kan voor inrichtingen met deze activiteiten besluiten dat een akoestisch onderzoek niet is vereist wanneer aannemelijk is dat aan de geluidsgrenswaarden kan worden voldaan (art. 1.11, lid 4). Dit is ter beoordeling aan het bevoegd gezag. Met name de aard en de ligging van de inrichting zullen hiervoor de aanleiding zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om locaties waarbij woningen buiten de akoestische invloedssfeer van een inrichting zijn gelegen, zoals afgelegen locaties of gunstig gesitueerde bedrijfsterreinen. Bij deze afweging kan het bevoegd gezag informatie gebruiken die is beschreven bij Eigen onderzoek bevoegd gezag.
Het akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. Voor windturbines gelden de regels voor het akoestisch onderzoek vastgelegd in de "Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" (artikelen 3.14a t/m 3.14e: eisen akoestisch onderzoek en Bijlage 4: Reken- en meetvoorschrift windturbines). Voor binnenschietbanen wordt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau bepaald overeenkomstig de voorschriften uit bijlage 7 van de Activiteitenregeling.
Uit het rapport van een akoestisch onderzoek blijkt volgens verrichte geluidsmetingen of geluidsberekeningen òf de inrichting voldoet aan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a, 2.20, 3.14a en 3.160. Het rapport vermeldt welke voorzieningen de inrichtinghouder treft om overschrijding van deze waarden te voorkomen.
Agrarische inrichtingen
Voor agrarische inrichtingen is bepaald dat bij het bepalen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau alleen rekening wordt gehouden met vast opgestelde installaties en toestellen. Geluid vanwege werkzaamheden en activiteiten (mobiele bronnen) wordt in beginsel buiten beschouwing gelaten. Voor het vermijden van aanzienlijke en ongewenste geluidniveaus vanwege werkzaamheden en activiteiten is de mogelijkheid opgenomen om maatwerkvoorschriften te stellen (artikel 2.20). In dat verband kan een akoestisch rapport worden gevraagd als het aannemelijk is dat de geluidniveaus vanwege werkzaamheden en activiteiten een significante bijdrage leveren aan de totale geluidsbelasting van de inrichting (Artikel 1.11, lid 11). Over de mate van significante bijdrage stelt de Nota van Toelichting onder meer het volgende: als het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van de mobiele bronnen gelijk is aan of hoger is dan dat van de vast opgestelde bronnen.
Inrichting op een gezoneerd industrieterrein
Het bevoegd gezag kan besluiten dat een rapport van een akoestisch onderzoek nodig is als de inrichting op een gezoneerd industrieterrein ligt en dit onderzoek noodzakelijk is voor zonebeheer (art. 1.11 lid 6). Tegen een dergelijk besluit is bezwaar en beroep mogelijk.
Als de zone wordt beheerd door een ander gezag dan het bevoegde gezag, kan de zonebeheerder op basis van art. 165 Wgh gegevens over de geluidsuitstraling vragen. Het gaat dan om informatie over type en plaats van de geluidsbronnen, bronvermogens, bedrijfstijden en dergelijke.
Deze emissiegegevens zullen door de zonebeheerder zelf in het beheermodel moeten worden opgenomen. De kosten voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting en het bepalen van reducerende voorzieningen liggen bij de zonebeheerder.
Type A bedrijven uit het Activiteitenbesluit hebben geen meldingsplicht. Voor deze bedrijven is het niet mogelijk een akoestisch onderzoek te vragen.
Op basis van artikel 165 Wet geluidhinder kunnen wel gegevens over de geluidsuitstraling door de zonebeheerder gevraagd worden. Het gaat dan om informatie over type en plaats van de geluidsbronnen, bronvermogens, bedrijfstijden en dergelijke. Deze emissiegegevens zullen door de zonebeheerder zelf in het beheermodel moeten worden opgenomen. De kosten voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting en het bepalen van reducerende voorzieningen liggen bij de zonebeheerder.
Het bevoegd gezag of zonebeheerder kan van deze bevoegdheden gebruik maken als een inrichting aan de rand van het industrieterrein ligt of als een inrichting met de waarden genoemd in art. 2.17 een onevenredig groot beslag zou leggen op de nog beschikbare geluidsruimte, zonder dat die inrichting de bij deze waarden behorende geluidsruimte daadwerkelijk nodig heeft.
Inrichting met een zeer reëele kans op geluidhinder
Als uit de meldinggegevens blijkt dat de kans op geluidhinder zeer reëel is kan het bevoegd gezag binnen vier weken na ontvangst van de melding besluiten dat een akoestisch onderzoek wordt overgelegd (art. 1.11 lid 5). Hiervoor moet het bevoegd gezag aannemelijk maken dat het geluidsniveau en/of het maximale geluidsniveau meer bedraagt dan de waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 of 2.17a. Het gaat om gevallen waarin gelet op de te verwachten bronvermogens en afstanden tot gevoelige objecten de normen zullen worden overschreden. Deze beoordeling is afhankelijk van de aard van het bedrijf en de omgeving en kan daarom het beste op lokaal niveau plaatsvinden. Tegen een dergelijk besluit is bezwaar en beroep mogelijk. Het bevoegd gezag kan bij deze afweging de gegevens bij de melding en eigen onderzoek.
Bij het indienen van de melding worden gegevens overhandigd gebruiken die kunnen helpen bij een akoestisch inschatting. Deze gegevens zijn:
- De aard en omvang van de activiteiten en processen in de inrichting.
- De indeling en uitvoering van de inrichting, waarbij de grenzen van het terrein van de inrichting, de ligging en de indeling van de gebouwen, de functie van de te onderscheiden ruimten en de ligging van de bedrijfsriolering en de plaats van de lozingspunten worden aangegeven.
- Een situatieschets, met een schaal van ten minste 1:10.000 waarop de ligging van de inrichting ten opzichte van de omgeving is aangegeven en die is voorzien van een noordpijl.
- Antwoorden op vragen uit de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) over bijvoorbeeld bedrijfsprofiel en activiteiten.
Het scala bedrijven dat onder de werking van het Activiteitenbesluit valt is qua aard en omvang zeer uiteenlopend. Het ligt voor de hand dat kleine weinig gecompliceerde inrichtingen zoals een ambachtelijke warme bakkerij met minder detailinformatie kunnen volstaan om aan de meldingseisen te voldoen dan een meubelfabriek waar tal van activiteiten en industriële bewerkingsprocessen plaatsvinden. In het eerste geval zullen de beschrijving en de plattegrond van de inrichting kort en globaal kunnen zijn. Bij een meubelfabriek zullen de verschillende activiteiten en processen duidelijk worden omschreven waarbij wordt omschreven welke emissies vrijkomen en welke maatregelen hiertegen getroffen worden. De processen en de relevante emissiepunten kunnen op de plattegrond van de gebouwen worden aangegeven.
Als achteraf geconstateerd wordt dat de geluidsnorm wordt overschreden, kan de inrichting genoodzaakt zijn om maatregelen te nemen. Bij bedrijven waar het geluidsaspect relevant is voor de omgeving moet onder het omschrijven van de aard en omvang van de activiteiten en processen binnen de inrichting ook worden begrepen het aangeven van de locatie van de relevante geluidsbronnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan rijroutes van vrachtwagens, de locatie van laden en lossen, de rijroutes van voertuigen binnen de inrichting, de aard, omvang en frequentie van transportactiviteiten en de aard en gebruiksfrequentie van relevante geluidsbronnen. Als het bevoegd gezag vooraf bekend is met deze informatie, kan een betere inschatting gemaakt worden of aan de geluidsnorm zal worden voldaan of welke maatregelen (vooraf) genomen kunnen worden om overschrijding te voorkomen.
Eigen onderzoek bevoegd gezag
Bij het beoordelen van de melding kunnen ook andere gegevens helpen bij een akoestisch inschatting. Deze gegevens zijn:
- Gegevens over de aard van de inrichting en de activiteiten
Bronnen: gegevens Kamer van Koophandel, gegevens andere gemeentelijke afdelingen, categorie-indeling VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", bestemmingsplan - Gegevens over de indeling van de inrichting (gebouw en terreinindeling)
Bronnen: bouwvergunningaanvraag, locatie bezoek, gemeentelijke kaarten en luchtfoto's, kadaster - Gegevens over de omgeving: aard van de omgeving en afstand tot van gevoelige objecten
Bronnen: bestemmingsplan, (gebiedsgericht) geluidbeleid, ligging stiltegebieden (provinciale milieuverordening), gemeentelijke kaarten en luchtfoto's, locatiebezoek, gemeentelijke basisadministratie - Gegevens over de overdracht (afstand en afschermingen)
Bronnen: kadaster, locatiebezoek, gemeentelijke kaarten en luchtfoto's - Gegevens over de geluidsbelasting
Bronnen: historische gegevens (eerdere onderzoeken/meldingen/aanvragen, klachtendossiers, ..), gegevens vergelijkbare inrichtingen en/of andere vestigingen van dezelfde inrichtingen, richtafstanden VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", gegevens over de aard van de inrichting en activiteiten, brochures (Horeca lawaai de baas, Richtlijnen akoestisch bewust ontwerpen laad- en loslocaties, ...)
Indirecte hinder
Verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting kan indirecte hinder met zich meebrengen. Meer informatie over het omgaan hiermee vind u onder "Indirecte hinder Activiteitenbesluit"
Delen
Meer dan vier transportbewegingen tussen 19.00 en 7.00 uur
Transportbewegingen:
- De massa van het ledig voertuig vermeerderd met het laadvermogen is meer is dan 3.500 kilogram
- Het aantal wordt bepaald door het gemiddelde gemeten over de periode van een jaar
- De eis voor een akoestisch onderzoek geldt alleen als binnen een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting gevoelige objecten aanwezig zijn. Voor inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare verkoop aan derden van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas voor het wegverkeer en inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-activiteiten plaatsvinden geldt de eis niet.
Nota van toelichting
In de Nota van toelichting van het "Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)" (Stb. 2007, 415) staat hierover:"Transportbewegingen kunnen geluidhinder veroorzaken. Geluidhinder is met name te verwachten als er transportbewegingen buiten de dagperiode plaatsvinden en er in de nabijheid van de inrichting woningen van derden of andere gevoelige gebouwen of gevoelige terreinen liggen. Op grond van dit lid wordt een rapport van een akoestisch onderzoek bij de melding gevoegd indien er elke dag gemiddeld vier transportbewegingen tussen 19.00 uur en 7.00 uur plaatsvinden. Het gemiddelde wordt over een periode van een jaar gemeten. Dit betekent dat de bepaling met name ziet op transportbedrijven en andere inrichtingen waar veel transportbewegingen met vrachtwagens plaatsvinden, zoals bergingsbedrijven en groothandelsondernemingen. Op deze manier wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de oude situatie, waarbij alleen inrichtingen die onder de werking van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer vielen een akoestisch rapport moesten indienen in verband met transportbewegingen. Het is dus niet de bedoeling dat een detailhandelsbedrijf waar eenmaal per dag een leverancier komt een akoestisch rapport moet indienen. Om problemen te voorkomen dienen inrichtingen waar op jaarbasis gemiddeld meer dan vier transportbewegingen per dag in de periode 19.00 tot 7.00 uur plaatsvinden en waarbij binnen een afstand van 50 meter gevoelige objecten zijn gelegen, een akoestisch rapport over te leggen. Met name vrachtwagenbewegingen kunnen geluidsoverlast opleveren. De verplichting een akoestisch onderzoek te overleggen bij de melding geldt daarom alleen als tussen 19.00 en 7.00 uur transportbewegingen met vrachtwagens plaatsvinden. Tankstations zijn uitgesloten van deze bepaling en ook vervoersbewegingen van bezoekers die per vrachtwagen een horecabedrijf bezoeken worden niet meegewogen. Als vanwege een specifieke situatie problemen verwacht worden, kan het bevoegd gezag op grond van het achtste lid besluiten een akoestisch rapport te vragen. Hetzelfde geldt als bijvoorbeeld problemen worden verwacht vanwege verkeersbewegingen met personenauto's."
Ten gehore brengen van muziek
In de Nota van toelichting van het "Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)" (Stb. 2007, 415) staat hierover:
"Bij inrichtingen waar muziek ten gehore wordt gebracht is de kans op hinder reëel en dient vooraf extra aandacht te worden besteed aan de geluidsaspecten. Het gaat daarbij om inrichtingen waarbij het ten gehore brengen van muziek structureel deel uitmaakt van de bedrijfsvoering en uit de aard van het bedrijf onmisbaar is. Vanzelfsprekend speelt het bronniveau daarbij een belangrijke rol. Het heeft immers weinig zin een akoestisch onderzoek te verlangen als de akoestische gevolgen nihil zijn, bijvoorbeeld bij het uitsluitend ten gehore brengen van achtergrondmuziek of een incidentele muzikale noot. De akoestische relevantie staat dus centraal. Voor de vraag of aannemelijk is dat het equivalente geluidsniveau binnen de inrichting meer dan 70 respectievelijk 80 dB(A) zal bedragen, wordt uiteraard in eerste instantie afgegaan op hetgeen de inrichtinghouder in de melding aangeeft. Daarnaast speelt de aard van de inrichting een rol. Bij een discotheek of een karaoke-café is het bijvoorbeeld aannemelijk dat het equivalente geluidsniveau in de inrichting meer dan 70, of zelfs 90 dB(A) bedraagt. Voor wat betreft locaties waar in de buitenlucht muziek wordt geproduceerd wordt bijvoorbeeld gedacht aan muziek op terrassen en dergelijke. Ten einde problemen te voorkomen, moeten dergelijke inrichtingen bij de melding een akoestisch rapport overleggen. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om in voorkomende gevallen van deze verplichting af te zien."
Eén of meer windturbines
In de Nota van toelichting bij het "Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines)" ( Stb. 2010, 749) staat hierover:
"Artikel 1.11, derde lid, regelt dat voor alle windturbines bij de melding, bedoeld in artikel 1.10, een rapport van een akoestisch onderzoek moet worden gevoegd. Het gebruik van de norm voor Lden en Lnight maakt dit noodzakelijk. Enerzijds is het voldoen aan deze norm niet gemakkelijk «intuïtief» te voorspellen en anderzijds vergt een moderne windturbine vaak een forse investering, die het doen van een onderzoek vooraf in alle gevallen rechtvaardigt. Het betreft hier een berekening op basis van gegevens van de fabrikant. In de Activiteitenregeling zijn aparte voorschriften inzake meten en rekenen opgenomen voor windturbines. Ten einde het bevoegd gezag te faciliteren in de beoordeling van de situatie wordt aanbevolen de geluidsbelasting van bestaande of geplande windturbines (voor zover die na de inwerkingtreding van dit besluit tot stand zijn gekomen) bij het onderzoek te betrekken."
Overslag in bulk of mechanische bewerking van metalen in de buitenlucht
In de Nota van toelichting van het "Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines)" ( Stb. 2010, 781) staat hierover:
"Het overslaan van losse metalen of van schroot veroorzaakt veel geluid. Dit is bijvoorbeeld het geval als de metalen met hijskranen worden overgeslagen of worden gestort in containers, wat vooral met schroot gebruikelijk is. Ook leidt de mechanische bewerking van metalen in de open lucht, zoals knippen en zagen, tot een hoge geluidsbelasting. Om die reden wordt voor deze activiteiten standaard een akoestisch onderzoek gevraagd als ze in de buitenlucht plaatsvinden. Daarbij geldt de regel dat het bevoegd gezag kan besluiten dat het overleggen van een rapport van een dergelijk onderzoek niet vereist is, bijvoorbeeld als er geen gevoelige objecten in de directe omgeving liggen; als er binnen 200 meter van de inrichting geen gevoelige objecten liggen is aannemelijk dat aan de geluidnormen kan worden voldaan. Overigens is op grond van artikel 4.32 de bewerking van metaal waarbij stof of andere emissies vrijkomen slechts bij uitzondering in de buitenlucht toegestaan.
Onder "overslag van metalen in bulk" wordt niet verstaan het overslaan van autowrakken, schadevoertuigen, motorblokken of andere stukgoederen. Autowrakken worden dus beschouwd als stukgoed. "
Zuiveringstechnische werken
Inrichting als bedoeld in categorie 27.3 van onderdeel C, bijlage 1, bij het Besluit omgevingsrecht.
Neutraliseren van airbags of gordelspanners door deze te ontsteken
In de Nota van toelichting van het "Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines)" (Sb. 2010, 781) staat hierover:
"Autodemontagebedrijven die binnen de inrichting airbags of gordelspanners van autowrakken willen ontsteken, moeten een akoestisch rapport aanleveren. Er zijn verschillende neutralisatietechnieken, die zijn beschreven in de NEN-norm 7557. Bij ontsteken worden airbags en gordelspanners geneutraliseerd doordat men de pyrotechnische lading gecontroleerd in werking laat treden met als doel de airbags en gordelspanners te laten afgaan. Deze activiteit veroorzaakt geluidemissies."
Betonmortel of betonwaren
In de Nota van toelichting van het "Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en besluit omgevinsrecht en enkele andere besluiten" staat hierover: "Op grond van derde lid van artikel 1.11 dienen inrichtingen voor het vervaardigen van betonmortel of betonwaren/-producten bij de melding een akoestisch rapport te voegen. Voor inwerkingtreding van dit besluit bestond op grond van artikel 4.5 van de Regeling omgevingsrecht voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van deze inrichtingen reeds de verplichting om een akoestisch rapport bij de aanvraag om een omgevingsvergunning te voegen.
Betonmortelcentrales met een capaciteit van 100.000 kg per uur of meer en betonproductenbedrijven voor het vervaardigen van betonwaren/-producten met een capaciteit van 100.000 kg per dag of meer zijn aangewezen als grote lawaaimakers. Op grond van het achtste lid) gelden aanvullende eisen voor het akoestisch rapport voor deze inrichtingen. Een akoestisch rapport dat bij de melding wordt gevoegd voor een inrichting die is aangewezen in onderdeel D van bijlage 1 bij het BOR (waaronder betonbedrijven; zie onderdeel D, onder 1, onder g, van bijlage 1 bij het BOR) dient het materiaal te leveren waarop het bevoegd gezag zijn oordeel kan baseren of het oprichten of veranderen van de inrichting binnen de geluidszone past en of de inrichting in een representatieve bedrijfssituatie aan de geluidsgrenswaarden voor het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau kan voldoen."
Binnenschietbaan
Een binnenschietbaan is een schietbaan of een combinatie van schietbanen in een gebouw of een deel van een gebouw, zonder open zijden en met een gesloten afdekking (artikel 1.1).
In de Nota van toelichting van het "Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten" staat hierover: "...een binnenschietbaan die zich binnen een afstand van 50 meter bevindt van een geluidgevoelig object eveneens bij de melding een akoestisch rapport te voegen. Deze reden hiervoor is dat er in deze situaties een grotere kans is dat grenswaarden worden overschreden. Een onderzoek vooraf waarin aangetoond wordt dat voldaan kan worden aan grenswaarden, ligt dan voor hand. Voor de overige situaties wordt een dergelijke last onnodig geacht. ... In het tiende lid, dat een grondslag geeft om bij ministeriële regeling eisen te stellen aan het akoestisch onderzoek, zijn na windturbines ook binnenschietbanen toegevoegd. ... is een specifiek meetvoorschrift opgesteld voor het meten van schietgeluid van binnenschietbanen. Dit meetvoorschrift is als bijlage opgenomen bij de regeling behorende bij dit wijzigingsbesluit. Bij de melding van een binnenschietbaan dient een akoestisch rapport te worden ingediend dat is opgesteld conform dit meetvoorschrift."
Het hievoor bedoelde meetvoorschift staat in bijlage 7 van de Activiteitenregeling. De Handleiding meten en rekenen industrielawaai is niet van toepassing op het meten van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) als gevolg van een binnenschietbaan. Het akoestisch onderzoek voor de binnenschietbaan bevat de in artikel 3.113 Activiteitenregeling opgesomde gegevens. Dit komt grotendeels overeen met de vereisten uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.
Aannemelijk maken
Door het initiatief bij het bevoegd gezag te leggen, waarbij sprake moet zijn van een goede onderbouwing, wordt een drempel opgeworpen voor het vragen van een akoestisch rapport. Alleen in die gevallen waarbij problemen zijn te verwachten bij het voldoen aan de geluidsnormen, kan een akoestisch rapport gevraagd worden. Er zal vanwege deze drempel niet te pas en te onpas van deze bevoegdheid gebruik gemaakt worden, hetgeen van belang is in verband met verlaging van administratieve lasten. In het geval dat een inrichting zich niet gemeld heeft, kan het bevoegd gezag eerst eisen dat alsnog gemeld wordt.