Opslagtanks bovengronds

Over het opslaan van vloeibare stoffen in bovengrondse opslagtanks  staat in het Activiteitenbesluit de volgende veiligheidsinformatie beschreven:

Vindplaats voorschriften en grenzen vergunningplicht

Onderstaande tabellen geven de vindplaats van de voorschriften in het Activiteitenbesluit en de grenzen van vergunningplicht voor de opslag van bepaalde vloeistoffen in bovengrondse opslagtanks.

Vindplaats voorschriften opslag in bovengrondse tanks
Activiteit Activiteitenbesluit Activiteitenregeling
Opslaan van gasolie, smeerolie en afgewerkte olie § 3.4.9 § 3.4.9
Opslaan van gasolie, smeerolie en afgewerkte olie boven een oppervlaktewaterlichaam § 3.4.9 § 3.4.9
Opslaan van stoffen ADR klasse 5.1, stoffen ADR klasse 8 (vg II en III, zonder bijkomend gevaar), halfzware olie (tot 1.500 liter bij agrarische activiteiten en glastuinbouw), PER (bij reiniging textiel), polyesterhars § 4.1.3 § 4.1.3.1
Opslaan van stoffen ADR klasse 5.1, stoffen ADR klasse 8, halfzware olie (tot 1.500 liter bij agrarische activiteiten en glastuinbouw), PER (bij reiniging textiel), polyesterhars en opslagtanks boven een oppervlaktewaterlichaam § 4.1.3 § 4.1.3.1

Grenzen vergunningplicht opslag in bovengrondse tanks
Activiteit Bor bijlage 1 Type C /vergunningplicht
Opslaan van polyesterhars, stoffen van ADR klasse 5.1 of 8 C, categorie 4.4 - c

> 10 m3 polyesterhars, stoffen ADR klasse 5.1 of klasse 8 (vg II en III, zonder bijkomend gevaar)

Opslaan van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen C, categorie 4.4 -e gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan vloeibare brandstoffen op bunkerstation
Opslaan van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen C, categorie 4.4 -f gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan gasolie, afgewerkte olie, polyesterhars of stoffen van ADR klasse 5.1 of klasse 8, PER (bij reiniging textiel), halfzware olie (tot 1.500 l bij agrarische activiteiten en glastuinbouw)
Opslaan van gasolie of afgewerkte olie C, categorie 5.4 - b

> 150 m3 gasolie of afgewerkte olie in de buitenlucht

Opslaan van gasolie of afgewerkte olie C, categorie 5.4 - c

> 15 m3 gasolie of afgewerkte olie inpandig per opslagruimte

Opslaan van vloeibare brandstof C, categorie 5.4 - d > 25 m3 vloeibare brandstof in ladingtanks van bunkerstation als inhoud deels lichte olie is

Reikwijdte

De voorschriften in het Activiteitenbesluit gaan over het opslaan van gasolie, smeerolie en afgewerkte olie in bovengrondse tanks (§ 3.4.9) en daarnaast over het opslaan van onder andere stoffen van klasse 5.1 ADR, klasse 8 verpakkingsgroepen II en III (zonder bijkomend gevaar) ADR, halfzware olie, PER, polyesterhars en andere vloeibare bodembedreigende stoffen (§ 4.1.3). De opslag van licht olie (benzines) valt hier niet onder.

De uitgangspunten van de eisen zijn gebaseerd op de PGS 30: Vloeibare brandstoffen –bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties(december 2011) en de BRL K903. Voor de constructie-eisen van de tanks is verwezen naar de BRL K903 en voor het gebruik van de installatie naar de PGS 30.

Enkele voorschriften van PGS 30 zijn niet geschikt of relevant voor andere stoffen dan vloeibare brandstoffen en afgewerkte olie.

Definities en begrippen

Opslagtank

Een opslagtank is volgens het Activiteitenbesluit een opslagvoorziening voor gas met een inhoud van ten minste 150 liter of een opslagvoorziening voor een vloeistof met een inhoud van ten minste 300 liter, niet zijnde een intermediate bulk container (IBC) die voldoet aan hoofdstuk 6.5 van het ADR.

Onder deze definitie vallen zowel stationaire als mobiele tanks. Volgens de omschrijving van ‘opslag' in de Dikke van Dale (‘een voorraad vormen van ..... ‘) is er geen sprake van ‘opslag' als er een chemische reactie of vermenging plaatsvindt. Alleen tanks waarin geen chemische reactie of vermenging plaatsvindt, zijn opslagtanks. Overigens betekent dit niet dat een tank waarin geen chemische reactie of vermenging plaatsvindt automatisch een opslagtank is: er moet wel sprake zijn van voorraad. Zo hoeft een buffertank voor een waterzuiveringsinstallatie niet gezien te worden als een opslagtank, zelfs zonder chemische reactie of menging.

Met een opslagtank bedoelt het Activiteitenbesluit het geheel van een tank, leidingwerk en appendages. In veel normen waar het Activiteitenbesluit naar verwijst, wordt het begrip tankinstallaties gebruikt. Hieronder valt het geheel van een tank, leidingwerk en appendages.

Procestanks

Tanks met een chemische reactie zijn procestanks. Ze vallen tot een bepaalde hoeveelheid (volgens bijlage I van het Besluit Omgevingsrecht) onder het Activiteitenbesluit als het productieproces waar ze deel van uitmaken onder het Activiteitenbesluit valt. Maar hiervoor gelden geen specifieke maatregelen. Voor het stellen van specifieke externe veiligheidseisen aan procestanks val je terug op de zorgplicht en het bijbehorende maatwerkvoorschrift. Binnen de werking van het Activiteitenbesluit worden procestanks vooral verwacht bij de metaalindustrie en de textielreinigingsbranche.

Gevaarlijke stoffen in procesbaden (zoals bij de galvano) en gevaarlijke stoffen in installaties (zoals bij textielreiniging) worden niet gezien als ‘opslag van gevaarlijke stoffen'. Het bovenstaande over procestanks geldt ook voor de procesbaden en installaties.

Ingebouwde tanks

De voorschriften van het Activiteitenbesluit gelden niet voor ingebouwde tanks in een installatie. Zonodig staan de voorschriften voor dergelijke ingebouwde tanks bij de installatie zelf, zoals bijvoorbeeld bij een noodstroomaggregaat.

Opslagtanks boven oppervlaktewater

Opslagtanks boven oppervlaktewater kunnen voorkomen bij een bunkerstation.

Er zijn twee varianten mogelijk:

  • of het gaat om de ladingtanks. Dat zijn opslagtanks die constructie onderdeel zijn van het station zelf.
  • of het gaat om opslagtanks die aan boord van het station geïnstalleerd zijn.

De geïnstalleerde tanks zijn meestal tanks op de wal. Een bunkerstation (drijvende afleverinstallatie) is een binnenschip volgens de Binnenvaartwet. Het Binnenvaartbesluit regelt wanneer een binnenschip een certificaat van eisen heeft. Die eisen zien toe op de constructieve veiligheid van het werktuig, inclusief de ladingtanks. De Binnenvaartwet voorziet daarmee in een uitputtende regeling van de ladingtanks. In de Activiteitenregeling zijn daarom geen eisen gesteld.

Aan boord geïnstalleerde opslagtanks vallen niet onder de eisen van de Binnenvaartwet. Om die reden gelden voor deze geïnstalleerde tanks boven water dezelfde eisen als voor bovengrondse opslagtanks op de wal. Het enige verschil is dat opslag boven oppervlaktewater geen bodembedreigende activiteit is. Daarom gelden de algemene bodemvoorschriften van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling niet.

Hangende tanks

Bovengrondse stationaire opslagtanks moeten vanwege het voorkomen van bodemverontreiniging en het voorkomen van ongevallen op de bodem staan. Hiermee zijn de opslagtanks goed bereikbaar voor onderhoud en inspectie en er kan snel worden ingegrepen bij calamiteiten.

In de praktijk bestaan er opslagtanks die boven de grond hangen en die voor de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit (1 januari 2008) in gebruik waren. Enkele specifieke tanks zijn via de uitzonderingsbepaling toegelaten. Het bevoegd gezag kan met maatwerkvoorschriften aanvullende eisen stellen aan deze opslagtanks. Het streven is dat nieuwe tanks op de bodem staan.

Oliebars worden gezien als verpakking en vallen niet onder de voorschriften voor opslagtanks. Hierin is dezelfde lijn gevolgd als bij het voormalige Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen

Vragen en antwoorden