Vervallen bepalingen Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998

Bepalingen niet opgenomen in het Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2008 is, met het in werking treden van het Activiteitenbesluit, deze AMvB ingetrokken.

Enkele bepalingen van deze AMvB zijn niet opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dit sluit niet uit dat volgens andere regelgeving, zoals Bouw- of Arbo-regelgeving, deze onderwerpen nog wel gereguleerd zijn. Welke bepalingen zijn vervallen, en wat de reden hiervan is, is hieronder aangegeven. Het overzicht van de vervallen bepalingen is niet uitputtend.

Paragraaf 2.1. Opslaan buiten de inrichting

Artikel 5

Het is verboden buiten een inrichting in een ondergrondse tank een vloeistof op te slaan, met uitzondering van huishoudelijk afvalwater.

Artikel 6

Degene die buiten een inrichting huishoudelijk afvalwater opslaat in een ondergrondse tank, dient te voldoen aan de voorschriften, opgenomen in bijlage V.

Artikel 7

Degene die voornemens is buiten een inrichting huishoudelijk afvalwater op te slaan in een ondergrondse tank, meldt dit voornemen aan het bevoegd gezag:

  1. als het een nog te installeren ondergrondse tank betreft, ten minste vier weken voor de tank zal worden geïnstalleerd;
  2. als het een reeds geïnstalleerde ondergrondse tank betreft, ten minste vier weken voordat huishoudelijk afvalwater zal worden opgeslagen.

Artikel 8

  1. Degene die het opslaan van huishoudelijk afvalwater buiten een inrichting heeft beëindigd, verwijdert de betrokken ondergrondse tank of, als verwijdering ervan als gevolg van de ligging van de tank redelijkerwijs niet kan worden gevergd, maakt deze onklaar binnen acht weken na die beëindiging overeenkomstig bijlage VI. Zodra hij de tank heeft verwijderd of onklaar gemaakt, meldt hij dit aan het bevoegd gezag.
  2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet als degene die het opslaan heeft beëindigd:
    a. binnen acht weken na die beëindiging de desbetreffende ondergrondse tank weer in gebruik heeft genomen voor het opslaan van huishoudelijk afvalwater, vloeibare brandstof of afgewerkte olie, of
    b. door een vergunning, verleend volgens artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bevoegd is in de desbetreffende ondergrondse tank een andere vloeistof op te slaan.

Vervallen: gehele paragraaf. Het opslaan van huishoudelijk afvalwater in ondergrondse tanks komt in de praktijk nog maar heel weinig voorkomt. I.v.m. de dereguleringsbehoefte vervallen.

Bijlage V, behorende bij artikel 6 Boot

  1. De tank is vloeistofdicht en inwendig bestand tegen huishoudelijk afvalwater. De vulopening is bij voorkeur aan de bovenzijde van de tank aangebracht. De vulleiding heeft een inwendige middellijn van ten hoogste 150 mm.
  2. De tank is voor ten hoogste 95 % met huishoudelijk afvalwater gevuld.
  3. Zodra deze voor 95 % is gevuld, maar ten minste twee keer per jaar, wordt de tank geheel geleegd.
  4. De tank wordt vervangen ten hoogste 15 jaar nadat deze is geïnstalleerd, tenzij de tank op dichtheid is beproefd en hierbij is goedgekeurd. Als de tank niet wordt vervangen, wordt voornoemde beproeving op dichtheid na ten hoogste 15 jaar herhaald.

De beproeving op dichtheid vindt plaats op de met vloeistof gevulde tank met een onderdruk van 30 kPa en vervolgens met een overdruk van 200 kPa; bij de beproeving zijn de tank en de leidingen volledig gevuld.
Bij de dichtheidsbeproeving wordt na stabilisatie van de druk de onderdruk respectievelijk de overdruk gedurende ten minste 30 minuten gehandhaafd. Is dit niet het geval dan is de installatie afgekeurd en wordt deze buiten bedrijf gesteld.
Een door of namens het keuringsinstituut afgegeven bewijs van de beproeving, en de resultaten hiervan, worden aan het bevoegd gezag overgelegd.

Vervallen: gehele bijlage. Het opslaan van huishoudelijk afvalwater in ondergrondse tanks komt in de praktijk nog maar heel weinig voorkomt. In verband met dereguleringsbehoefte vervallen.