Vervallen bepalingen Besluit voorzieningen en installaties

Bepalingen niet opgenomen in het Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2008 is, met het in werking treden van het Activiteitenbesluit, deze AMvB ingetrokken.

Enkele bepalingen van deze AMvB zijn niet opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dit sluit niet uit dat volgens andere regelgeving, zoals het Bouw- of Arbo-regelgeving, deze onderwerpen nog wel gereguleerd zijn. Welke bepalingen zijn vervallen, en wat de reden hiervan is, is hieronder aangegeven. Het overzicht van de vervallen bepalingen is niet uitputtend.

Bijlage 1: voorschrift 2.1.1

Een warmtekrachtinstallatie is zodanig opgesteld dat geen gevaar voor brand is te duchten. Een warmtekrachtinstallatie is tegen mechanische beschadiging en ongewenste handelingen van onbevoegden beschermd.
Als de warmtekrachtinstallatie in een ruimte is opgesteld dan is die ruimte tijdens het in werking zijn van de installatie:

  1. voorzien van een doelmatige ventilatie, zodanig dat de interne warmte-ontwikkeling geen aanleiding geeft tot onveilig functioneren van de opgestelde warmtekrachtinstallatie, geschrapt,
  2. niet als opslag- of bergruimte in gebruik, en
  3. geen tijdelijke bewaarplaats van stoffen of voorwerpen die brand of explosie kunnen veroorzaken.

Vervallen:

  • de aanhef. Dit heeft betrekking op brandveiligheid (geregeld in Bouwbesluit 2012) en bescherming tegen vandalisme.
  • lid a. Betreft Bouwbesluit 2012.
  • lid b. Betreft het Bouwbesluit 2012.
  • lid c. Betreft het Bouwbeslui 2012.

Bijlage 1: voorschrift 2.2.4

Het gehele uitlaatsysteem van een warmtekrachtinstallatie, bestaande uit rookgasleidingen, primaire en secundaire geluiddemper, wordt ten minste eenmaal per kalenderjaar geïnspecteerd en zonodig inwendig gereinigd zonder dat roet of ander vuil zich daarbij buiten de inrichting kan verspreiden.

Vervallen: gehele voorschrift. Onderdeel van de SCIOS-regeling en dus niet nodig apart te noemen, zie artikel 4.18 Ab.

Bijlage 1: voorschrift 4.1.2 (telecommunicatiegebouwen)

De ruimte waarin acculaders of accumulatorbatterijen zijn opgesteld wordt voldoende geventileerd. Accumulatorbatterijen en noodstroomaggregaten zijn opgesteld boven een bodembeschermende voorziening of maatregel. Voorzover een accumulatorbatterij of een noodstroomaggregaat in de buitenlucht is opgesteld, is de bodembeschermende voorziening of maatregel tegen regen of andere vormen van neerslag beschermd.

Vervallen: voorschrift over ventilatie. Dit betreft Arbo-regelgeving.

Bijlage 1: voorschrift 6.1.5 (inst. voor waterwinning, -beheer en transport)

De ruimte waarin acculaders of accumulatorbatterijen zijn opgesteld wordt voldoende geventileerd. Acculaders, accumulatorbatterijen en noodstroomaggregaten zijn opgesteld boven een bodembeschermende voorziening of bodembeschermende maatregel. Voorzover een accumulatorbatterij of een noodstroomaggregaat in de buitenlucht is opgesteld, is de bodembeschermende voorziening of bodembeschermende maatregel tegen regen of andere vormen van neerslag beschermd.

Vervallen: voorschrift over ventilatie. Dit betreft Arbo-regelgeving.

Bijlage 2: voorschrift 1.5.4

Acculaders, accumulatorbatterijen en noodstroomaggregaten zijn tijdens het laden respectievelijk in werking zijn, opgesteld in een goed geventileerde ruimte. Ook andere installaties waar explosieve gassen kunnen ontstaan, zijn opgesteld in een goed geventileerde ruimte.

Vervallen: geheel. Dit betreft Arbo-regelgeving.


Zie ook