Wat is het verschil tussen "inrichting waar" en "inrichting voor"?

Vraag

In bijlage I van het Besluit omgevingsrecht worden regelmatig de termen 'inrichting waar' en 'inrichting voor' gebruikt. Wat is het verschil tussen deze twee formuleringen?

Antwoord

Het verschil tussen 'inrichting waar' en 'inrichting voor' is als volgt:

Inrichting waar

Als het Besluit omgevingsrecht (Bor) in een categorie in bijlage I de formulering 'inrichting waar' gebruikt, dan is die categorie van toepassing zodra de activiteit in een inrichting plaatsvindt.

Ook het incidenteel uitvoeren van bepaalde activiteiten valt onder de formulering 'inrichting waar'.

Een uitspraak van de Hoge Raad bevestigt deze uitleg (HR 02469/00, 9 april 2002 (Op- en overslaan gevaarlijke stoffen zonder vergunning)).

Zie bijvoorbeeld categorie 4.4, onderdeel k, sub 1°:

(een inrichting) waar een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen, anders dan kunstmeststoffen van meststoffengroep 1 of 2, of CMR-stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kg aanwezig isUit de gebruikte formulering volgt dat er sprake is van vergunningplicht zodra een dergelijke opslagvoorziening binnen een inrichting aanwezig is. Het maakt niet uit of de opslagvoorziening er alleen tijdelijk en eenmalig staat.

Inrichting voor

Bij de term 'inrichting voor' ligt het anders. Het moet gaan om een inrichting met de bestemming om de in de categorie omschreven activiteiten te verrichten. Dit is een activiteit die:

  1. meer dan incidenteel gebeurt en
  2. als hij zelfstandig plaats zou vinden, ook een inrichting zou vormen.

Wanneer gebeurt een activiteit meer dan incidenteel?

Dit volgt uit de nota van toelichting bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (de voorloper van het Bor) en is bevestigd door uitspraken van de Raad van State.

Voorbeelden hiervan zijn:

Denk bijvoorbeeld aan een inrichting waar twee dagen lang een vrachtauto met gevaarlijke stoffen heeft gestaan. Dit maakt de inrichting niet meteen een inrichting VOOR het meer dan 24 uur parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen (categorie 13.4, onder g, Besluit omgevingsrecht, Bijlage I).

Een ander voorbeeld is een asfaltproducerend bedrijf dat op incidentele basis een hoeveelheid oud asfalt verwerkt tot nieuw asfalt. Het bedrijf is hiermee niet meteen een vergunningplichtige inrichting VOOR de verwerking van afvalstoffen (categorie 28.10, Besluit omgevingsrecht, Bijlage I).

Wanneer vormt de activiteit zelfstandig ook een inrichting?

Uit de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit volgt dat de activiteit een zekere continuïteit en omvang moet hebben om tot vergunningplicht te kunnen leiden. De activiteit moet een dusdanige aard hebben dat hij zelfstandig een inrichting zou vormen.

Volgens de Wet milieubeheer vormt een activiteit zelfstandig een inrichting als de activiteit voldoet aan de volgende criteria (zie ook de beslishulp):

  • bedrijfsmatig of omvang alsof bedrijfsmatig
  • continu of met zekere regelmaat
  • binnen zekere begrenzing
  • genoemd in Bijlage I, Onderdeel C, Besluit omgevingsrecht

De Raad van State bevestigt deze uitleg door bijvoorbeeld ABRvS 201103926/1/A4, 8 augustus 2012.

Denk bijvoorbeeld aan een museum waar dagelijks een demonstratie plaatsvindt van het maken van geschept papier. Het museum is hiermee geen vergunningplichtige inrichting voor het vervaardigen van papier (categorie 16.4, onder c, Besluit omgevingsrecht, Bijlage I).

Als er geen museum zou zijn, maar een locatie waar eenmaal per dag een paar vellen papier worden gemaakt, zou er geen sprake zijn van een Wm-inrichting.

Er zou dan geen bedrijfsmatige activiteit of een activiteit met een bedrijfsmatige omvang zijn (artikel 1.1, Wet milieubeheer).