Is een inrichting met een houtgestookte kachel of ketel vergunningplichtig?

Vraag

Heeft een inrichting die hout verstookt in een houtkachel of ketel een Omgevingsvergunning milieu nodig?

Antwoord

In de meeste gevallen leidt de aanwezigheid van een houtkachel of houtgestookte ketel niet meer tot vergunningplicht.

Als het verstookte hout afval is, kan nog wel een vergunning nodig zijn. Daarnaast zijn houtgestookte installaties met een thermisch vermogen groter dan 15 MW nog steeds vergunningplichtig.

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) is op 1 januari 2013 gewijzigd. Voor houtgestookte installaties zijn de volgende wijzigingen relevant:

  • de definitie van stookinstallatie is verruimd
  • er zijn meer brandstoffen toegestaan zonder een omgevingsvergunning
  • biomassa is gedefinieerd

Hangt de vergunningplicht af van de soort stookinstallatie?

Nee, de soort stookinstallatie is niet meer relevant voor de vergunningplicht.

Tot en met 2012 waren houtgestookte ketels met een nominaal vermogen van meer dan 20 kW thermisch vermogen vergunningplichtig. Het type stookinstallatie en het vermogen waren dus van belang voor de vergunningplicht bij kleinschalige houtstook. Dit is niet meer het geval.

Is het gebruikte hout van invloed op de vergunningplicht?

Ja, het soort hout dat de inrichting in de installatie verstookt is van invloed op de vergunningplicht.

Alleen voor houtpellets en hout dat voldoet aan de definitie van biomassa is onder voorwaarden geen vergunning meer nodig.

Houtpellets en biomassa

Houtpellets staan concreet genoemd in het Besluit omgevingsrecht (Bor) als brandstof waarvoor geen vergunning nodig is (bijlage I, onderdeel C, categorie 1.4).

Veel ander hout valt onder de definitie van biomassa. Deze definitie staat in het Bor (bijlage I onder A) en in het Activiteitenbesluit (artikel 1.1).

Voor het verschil tussen houtpellets en biomassa zie vraag en antwoord "Waarom maakt de regelgeving een onderscheid in houtpellets en biomassa?".

Onder biomassa wordt in het Bor en het Activiteitenbesluit verstaan:

  • plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal
  • plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie
  • kurkafval
  • A-hout

Andere houtsoorten zijn uitgezonderd omdat er bij verbranding ongewenste stoffen kunnen vrijkomen. Dit geldt voor geïmpregneerd hout, geplastificeerd spaanplaat, laminaat en dergelijke. Veel geverfd hout- en sloopafval bevat zware metalen of gehalogeneerde organische verbindingen.

Als een bedrijf houtpellets of biomassa volgens deze definitie gebruikt, dan heeft het dus geen Omgevingsvergunning milieu nodig. Dit geldt bijvoorbeeld voor:

  • een ketel bij een meubelbedrijf op schoon resthout
  • een houtgestookte pizzaoven in een horecagelegenheid
  • een rookkast voor het roken van vlees of vis

Op deze installaties is paragraaf 3.2.1 van het Activiteitenbesluit van toepassing.

Geen belemmering hergebruik, wel nuttig gebruik warmte

Uit de definitie van biomassa blijkt dat dit tevens afval kan zijn.

Tot en met 2012 was voor het verbranden van afval in een houtgestookte installatie altijd een vergunning nodig.

Nu is onder voorwaarden het verbranden van afval in een houtgestookte installatie zonder vergunning toegestaan. De voorwaarden zijn:

  • het afval is biomassa die tevens een afvalstof is
  • materiaalhergebruik niet wordt belemmerd
  • de vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt

Volgens de Nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit is er bij 80% warmterendement sprake van nuttig gebruik.

Deze voorwaarden staan zowel in het Besluit omgevingsrecht (Bijlage I, onderdeel C categorie 28.10 onder 32) als in het Activiteitenbesluit (paragraaf 3.2.1, artikel 3.10n).

Als het bedrijf niet aan deze voorwaarden voldoet, heeft het wel een vergunning nodig voor het verbranden van afval. Ook gelden dan de veelal strenge eisen voor afvalverbrandingsinstallaties uit afdeling 5.2 van het Activiteitenbesluit.

Wanneer is het verstoken van afvalhout nog vergunningplichtig?

Het meeste afvalhout valt onder de definitie van biomassa. In veel gevallen voldoet het bedrijf ook aan de voorwaarden dat materiaalhergebruik niet wordt belemmerd en dat de vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt.

Voor afvalhout dat geen biomassa is, geldt nog wel vergunningplicht. Voor deze handeling met afvalstoffen is geen uitzondering van de vergunningplicht opgenomen in het Besluit omgevingrecht (Bijlage I, onderdeel C, categorie 28.10).

Vanaf welk vermogen is een houtgestookte installatie vergunningplichtig?

Voor houtgestookte installaties met een thermisch vermogen groter dan 15 MW geldt nog steeds vergunningplicht. Deze grens staat in categorie 1.4 van het Besluit omgevingsrecht, Bijlage I, Onderdeel C.

Zie ook Vraag en antwoord Wanneer leidt de aanwezigheid van een stookinstallatie tot vergunningplicht?

Welk type inrichting zijn bedrijven met een houtgestookte installatie?

In de meeste gevallen leidt een houtgestookte installatie dus niet meer tot vergunningplicht. De inrichting is dan ook geen type C meer, tenzij er andere vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden.

In veel gevallen leidt een houtgestookte installatie tot een type B inrichting. Deze inrichtingen vallen volledig onder het Activiteitenbesluit en moeten nieuwe of te wijzigen installaties melden bij het bevoegd gezag.

Inrichtingen met middelgrote stookinstallaties voor de verwarming van gebouwen of van tapwater kunnen type A zijn. Voorwaarde is dat er geen andere meldingplichtige activiteiten plaatsvinden.

Inrichtingen type A hoeven nieuwe of te wijzigen installaties niet te melden bij het bevoegd gezag. Ze moeten wel voldoen aan de voorschriften uit paragraaf 3.2.1 van het Activiteitenbesluit.

De houtgestookte installatie bepaalt natuurlijk niet altijd het type inrichting. Ook door andere activiteiten kan een inrichting type B of C zijn.

Hulpmiddelen voor het bepalen van het type inrichting zijn de Activiteitenbesluit Internet Module en het schema Typen inrichting Wet milieubeheer.




Biomassa

[Activiteitenbesluit artikel  1.1 lid 1; Besluit omgevingsrecht bijlage I onder A]

Biomassa:

  1. producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten
  2. plantaardig afval uit land- of bosbouw
  3. plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen
  4. vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen
  5. kurkafval
  6. houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten.