Wanneer leidt de aanwezigheid van een stookinstallatie tot vergunningplicht?

Vraag

Wanneer leidt de aanwezigheid van een stookinstallatie tot vergunningplicht?

Antwoord

Voor stookinstallaties met een vermogen van 50 megawatt (MW) of meer is altijd een vergunning nodig.

Stookinstallaties kunnen ook tot vergunningplicht leiden als:

De aanwezigheid van een verwarmingsketel leidt meestal niet tot vergunningplicht.

Welke brandstoffen mag ik zonder vergunning verstoken in een stookinstallatie?

Voor het verstoken van de volgende brandstoffen in een stookinstallatie is geen vergunning nodig:

  • aardgas
  • propaangas
  • butaangas
  • vloeibare brandstoffen, inclusief biodiesel die voldoet aan NEN-EN 14214
  • biomassa, voor zover het verstoken plaatsvindt in een stookinstallatie met een thermisch vermogen kleiner dan 15 megawatt
  • houtpellets, voor zover het niet om biomassa gaat. Het verstoken moet plaatsvinden in een stookinstallatie met een thermisch vermogen kleiner dan 15 megawatt
  • vergistingsgas zoals gedefinieerd in het Activiteitenbesluit

Deze vrijstelling van de vergunning vindt u in categorie 1.4, onder a van het Besluit omgevingsrecht (Bor), Bijlage I, onderdeel C.

Deze bepaling regelt dat het verstoken van standaard brandstoffen in stookinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 20 kilowatt niet tot vergunningplicht leidt.

Zonder vergunning mag dus elk van deze standaard brandstoffen worden verstookt. De eisen van paragraaf 3.2.1 van het Activiteitenbesluit zijn dan van toepassing.

In stookinstallaties met een nominaal vermogen van 20 kW of minder zijn bijna alle brandstoffen toegestaan zonder vergunning. Alleen als de brandstof ook een afvalstof is kan nog een vergunning nodig zijn.

Biomassa dat ook afval is, is onder voorwaarden zonder vergunning als brandstof toegestaan. Zie vraag en antwoord Is een inrichting met een houtgestookte kachel of ketel vergunningplichtig? voor meer informatie over deze voorwaarden.

Zie ook de uitgebreide toelichting op het begrip biomassa.

Wanneer is een stookinstallatie vergunningplichtig vanwege het vermogen?

Vermogen 50 MW of meer: altijd vergunningplicht

Inrichtingen waar het totaal opgestelde nominaal thermisch ingangsvermogen van alle stookinstallaties samen 50 megawatt of meer is, zijn altijd vergunningplichtig.

Bijlage I van de Richtlijn industriële emissies wijst deze stookinstallaties samen aan als IPPC-installaties. Inrichtingen met een IPPC-installatie zijn vergunningplichtig op basis van artikel 2.1, tweede lid van het Besluit omgevingsrecht.

Vermogen tussen 15 en 50 MW: vergunningplicht afhankelijk van brandstof en aanwezigheid van motoren

Voor stookinstallaties kleiner dan 50 megawatt gelden verschillende grenzen. De verstookte brandstoffen en aanwezigheid van motoren bepalen welke grenzen van toepassing zijn.

Vergunningplicht geldt voor:

  • het verstoken van biomassa in een stookinstallatie met een thermisch vermogen groter dan 15 megawatt
  • het verstoken van houtpellets in een stookinstallatie met een thermisch vermogen groter dan 15 megawatt
  • aanwezigheid van elektromotoren of verbrandingsmotoren met een totaal motorisch vermogen van 15 megawatt of meer (uitgezonderd windturbines)

Deze vermogensgrenzen vindt u in categorie 1.4 van het Besluit omgevingsrecht, Bijlage I, onderdeel C.




Vloeibare brandstof

Activiteitenbesluit, artikel 1.1

Vloeibare brandstof: Lichte olie, halfzware olie of gasolie als bedoeld in de artikelen 26 van de Wet op de accijns:

  • lichte olie (bijvoorbeeld benzine)
  • halfzware olie (bijvoorbeeld kerosine en petroleum)
  • gasolie (bijvoorbeeld diesel en huisbrandolie)

Vergistingsgas

Vergistingsgas (artikel 1.1 Activiteitenbesluit)

Gasvormige brandstof, met als hoofdbestanddelen methaan en koolstofdioxide, dat is ontstaan door vergisting van organisch materiaal

Toelichting Stb 2012, 558

Voorbeelden van organisch materiaal zijn hier gft-afval, mest, rioolslib, actief slib, gestort huisvuil of een mengsel daarvan.

Nominaal vermogen

Het nominaal vermogen (Pn) is door de fabrikant aangegeven. Het is het maximale verwarmingsvermogen bij continu gebruik waarbij een maximaal rendement wordt behaald, ofwel, de output.

Biomassa

[Activiteitenbesluit artikel  1.1 lid 1; Besluit omgevingsrecht bijlage I onder A]

Biomassa:

  1. producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten
  2. plantaardig afval uit land- of bosbouw
  3. plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen
  4. vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen
  5. kurkafval
  6. houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten.

Thermisch vermogen

In de Nederlandse regelgeving is het thermisch vermogen (Q) de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof die per tijdseenheid kan worden toegevoerd naar een stookinstallatie, ofwel, de input. De term ‘thermisch vermogen' is de vertaling van ‘thermal rated input' uit Europese regelgeving.