BOA - Hoe dient een (verlengings)verzoek om opsporingsbevoegdheid te worden aangevraagd en wat is de verdere procedure?

Vraag

Hoe dient een (verlengings)verzoek om opsporingsbevoegdheid te worden aangevraagd en wat is de verdere procedure?

Antwoord

Een aanvraagformulier voor een verzoek om opsporingsbevoegdheid moet zijn ondertekend door de werkgever en moet zijn voorzien van de volgende bijlagen:

  • aanstellingscontract/arbeidsovereenkomst;
  • functie-/taakomschrijving;
  • verklaring omtrent het gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
  • één pasfoto van betrokkene.

Een aanvraagformulier voor een verlengingsverzoek om opsporingsbevoegdheid moet zijn ondertekend door de werkgever en de werknemer en moet vier maanden voor afloop van de geldigheid van de akte zijn ingediend bij het Ministerie van Justitie, Directie Bestuurszaken en moet zijn voorzien van de volgende bijlagen:

  • kopie akte van opsporingsbevoegdheid;
  • één pasfoto.

Procedure

behandeling van een verzoek om opsporingsbevoegdheid op grond van artikel 142 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering
Een aanvraag (ingediend door een werkgever) wordt bij binnenkomst gecontroleerd op volledigheid en er wordt bepaald of het om een eerste verzoek of een verlengingsverzoek (in principe om de vijf jaar) gaat. Als blijkt dat de (beoogd) buitengewoon opsporingsambtenaar niet bekwaam is of niet voldoet aan de ontheffingsgronden zoals genoemd in de circulaire van 20 oktober 1999, kenmerk 796329/599/CS, dan wordt er een negatief besluit geconcipieerd op grond van artikel 2 en artikel 18 van het BBO.
Na registratie en ontvangstbevestiging en dossiervorming wordt iustitiële documentatie opgevraagd. Hier vindt de eigenlijke toets van betrouwbaarheid plaats. Na ontvangst van het uittreksel uit het Justitieel documentatieregister wordt bepaald of betrokkene op grond van artikel 2 en artikel 17 van het BBO al dan niet betrouwbaar is.
Is betrokkene betrouwbaar conform artikel 2 en 17 van het BBO dan wordt er, indien er sprake is van een aanvraag op grond van artikel 142, lid 1, onder a van het Wetboek van Strafvordering, advies gevraagd aan de Hoofdofficier van Justitie (toezichthouder) en de korpschef van de regiopolitie (direct-toezichthouder) om de noodzaak te toetsen. Na ontvangst van de adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder vindt een inhoudelijke beoordeling plaats. Valt deze positief uit dan wordt er een akte van opsporingsbevoegdheid/beëdiging geconcipieerd.

Indien de (beoogd) buitengewoon opsporingsambtenaar niet betrouwbaar wordt geacht of indien de noodzaak tot het verkrijgen van opsporingsbevoegdheid niet of onvoldoende is aangetoond, wordt een voornemen tot afwijzing geconcipieerd (procedure zie Negatief Besluit).


Bij verzoeken om opsporingsbevoegdheid op grond van artikel 142, lid 1 onder b en c van het Wetboek van Strafvordering wordt geen advies gevraagd bij de (beoogd) toezichthouder en de (beoogd) direct toezichthouder. Dat is omdat de noodzaak reeds in een eerder stadium is bepaald. Bij deze verzoeken vindt slechts een toets van bekwaamheid en betrouwbaarheid plaats.

Directie Bestuurszaken stelt dat verzoeken op grond van artikel 142, lid 1, onder a van het Wetboek van Strafvordering door het Ministerie van Justitie, Directie Bestuurszaken, afdeling IBB/BOA binnen 4 maanden moeten zijn afgehandeld.
Directie Bestuurszaken stelt dat verzoeken op grond van artikel 142, lid 1, onder b en c van het Wetboek van Strafvordering door het Ministerie van Justitie, Directie Bestuurszaken, afdeling IBB/BOA binnen 1 maand moeten zijn afgehandeld.

afkomstig van: justitie website alwaar u ook de benodigde aanvraagformulieren kunt downladen

Meer informatie:helpdesk BOA bereikbaar op werkdagen tussen 08.00 uur en 12.00 uur en tussen 14.00 uur en 16.00 uur onder telefoonnummer 070 370 76 85.