Alternatieven: wat is verplicht?

Hier vindt u informatie over alternatieven in een MER over de wettelijke eisen van de Wet milieubeheer. Daarbij wordt ingegaan op:

Redelijkerwijs in beschouwing te nemen

In artikel 7.23 van de Wet milieubeheer staat dat in het MER de 'redelijkerwijs in beschouwing te nemen' alternatieven moeten worden beschreven. Wanneer een alternatief moet worden aangemerkt als ‘redelijkerwijs in beschouwing te nemen' is in de wet zelf niet nader gedefinieerd, maar in de praktijk heeft dit inmiddels wel een redelijk vastomlijnde invulling gekregen.

In de wet wordt verder ook geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten alternatieven. Welke soorten alternatieven bij een bepaald project in aanmerking komen, verschilt van geval tot geval. Wel kan gesteld worden dat bij een beperkte procedure veelal niet sprake is van een locatiekeuze, dit is vaak al gedaan in een eerdere m.e.r.-procedure. Bij een ontgronding kunnen bijvoorbeeld alternatieven voor de windiepte, het tempo van de winning of het in te zetten materieel relevant zijn. Bij inrichtingen kan het bijvoorbeeld gaan om de situering van gebouwen binnen een locatie, de interne ontsluiting of het toepassen van technieken om emissies te reduceren. Ook het aantal alter­na­tieven verschilt van geval en is niet aan wettelijke eisen gebonden.

Referentiesituatie

Een wettelijke verplichting is wél om in een MER in te gaan op de situatie waarin de voorgenomen activiteit niet gerealiseerd zou worden. Dit wordt - niet in de wet, wel in de praktijk - ook wel aangeduid als de referentiesituatie'.

Relatie tussen beschouwde alternatieven en het besluit

Wat de wettelijke kant van de zaak betreft, is ten slotte nog van belang dat het ontwikkelen van alter­natieven een cruciale stap is in het proces. In feite wordt immers daarmee al de speelruimte voor het uiteindelijke besluit bepaald: wat niet in het MER is onderzocht, kan ook niet in het besluit worden opgenomen! Hoofdlijn is dat het MER de milieu-onderbouwing van het besluit moet kunnen dragen. Het is dan ook van belang dat de invulling van het project waarover uiteindelijk het besluit wordt genomen, ook inderdaad in het MER is onderzocht óf dat die invulling op z'n minst binnen de bandbreedte van de beschouwde alternatieven valt. Bij de besluit­vorming kan dus niet gekozen worden voor een geheel nieuwe oplossing (of voor een oplossing met geheel nieuwe elementen) als de effecten daarvan niet duidelijk in het MER in beeld zijn gebracht.