Referentiesituatie en autonome ontwikkeling

In een MER worden de effecten van de alternatieven altijd vergeleken met de referentiesituatie. Dat is de situatie die in de toekomst zal ontstaan als de voorgenomen activiteit niet wordt ondernomen. Hier vindt u informatie over:

Een MER kijkt naar de toekomst

Een MER kijkt altijd in de toekomst. De toestand van het milieu in de referentiesituatie wordt altijd gebaseerd op de bestaande situatie van het milieu, samen met de gevolgen van de zogenaamde autonome ontwikkeling. Concreet houdt dit in dat de referentiesituatie ervan uitgaat dat vastgesteld overheidsbeleid (en de gevolgen daarvan) zal worden gerealiseerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de bouw van woningen op basis van een vastgesteld bestemmingsplan, de aanleg van een rijksweg op grond van een Tracébesluit of het schoner worden van de lucht door regels en beleid gericht op het schoner maken van auto's. Vastgesteld beleid en projecten waarover al definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden moeten dus worden meegenomen in de beschrijving van de referentiesituatie.

Vaak gaat het bij de referentiesituatie ook om het voorspellen van ontwikkelingen die niet in beleid zijn vastgelegd maar die de toekomst wel gaan inkleuren. Een goed voorbeeld daarvan is toename van verkeer omdat mensen nu eenmaal mobieler worden.

Autonome ontwikkeling

Van belang voor de referentiesituatie is om een goede afbakening te maken wat wel, en wat niet tot de autonome ontwikkeling wordt gerekend. Beschrijf in het MER eenduidig welke uitgangspunten zijn gebruikt voor het vaststellen van de referentiesituatie, en geef dit zo mogelijk ook al aan bij de start van het project (zie webpagina's Reikwijdte en detailniveau).

Bij onduidelijkheid over de referentiesituatie kan eventueel worden gewerkt met twee referentiesituaties. Bijvoorbeeld bij een woningbouwproject op een locatie waarvan bekend is dat in de directe omgeving een nieuwe snelweg zal worden gerealiseerd waarvan het tracébesluit nog niet is genomen, maar waarvan duidelijk is dat het vaste voornemen bestaat om die weg aan te leggen. In zo'n geval kan eventueel worden gewerkt met twee referenties: met en zónder de betreffende weg.

Verschil tussen feitelijke toestand en vastgesteld beleid

Het beschrijven van de referentiesituatie vraagt om een goede analyse van de vraag hoe het studiegebied er in de toekomst uit zal zien. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar nieuwe plannen en besluiten, maar soms juist ook naar oude besluiten. Een voorbeeld: bij de herontwikkeling van een oud bedrijventerrein met veel leegstand en braak is nog wel een bestemmingsplan aanwezig dat de vestiging van bepaalde bedrijven toelaat. Voor de referentiesituatie kan dan een situatie worden gebruikt waarin niet wordt uitgegaan van de feitelijke, bestaande toestand, maar van een zekere mate van gebruik zoals dat op basis van het bestemmingsplan mogelijk is. Ook dan geldt: beschrijf en motiveer dit goed.

Zichtjaren

Naar welk jaar in een MER wordt vooruitgekeken (ook wel aangeduid als 'zichtjaar') hangt vooral af van het besluit waarvoor het MER wordt gemaakt. Voor bestemmingsplannen, met een planperiode van 10 jaar, is het gebruikelijk te kijken naar het eind van de planperiode; voor een weg kan worden gekeken naar 10 jaar na de openstelling.

Voor sommige milieuthema's is het jaartal minder van belang; denk bijvoorbeeld aan natuur of archeologie, waar de milieugevolgen vooral het gevolg kunnen zijn van de aanlegfase.

Vanwege de beschikbaarheid van gegevens (bijvoorbeeld voor verkeer of luchtkwaliteit) kan het handig zijn een rond jaartal te nemen, bijvoorbeeld 2020 in plaats van 2019 of 2021. Dit vraagt echter zorgvuldige afweging, omdat de milieugevolgen wel voldoende in beeld gebracht moeten worden passend bij het te nemen besluit. Bijvoorbeeld bij bestemmingsplannen moeten de gegevens voor 10 jaar berekend worden. Bij ontwikkelingen met een duidelijke fasering kunnen eventueel meerdere jaren worden beschouwd, bijvoorbeeld 2020 en 2030. Sommige projecten (zoals dijkversterkingen) vragen om een nog langere termijn. Ga in die gevallen na wanneer effecten zich kunnen voordoen (aanleg of gebruik?) en in hoeverre ze afhankelijk zijn van, of gevoelig voor ontwikkelingen, bijvoorbeeld in klimaat of rivierafvoeren. Ga voor de verre toekomst alleen in op de onderdelen die relevant zijn voor de te maken keuzes. Eventueel kan met toekomstscenario's worden gewerkt.

Modellen

Het doen van voorspellingen voor de toekomstige situatie van het milieu kan vragen om het gebruik van modellen, bijvoorbeeld voor verkeer of de hoogwaterafvoer van rivieren en beken. Bekend is het gebruik van verkeersmodellen als basis voor het beschrijven van de referentiesituatie: hoeveel verkeer is er in het zichtjaar?

Informeer voorafgaande aan de keuze van modellen en de modelinput over gangbare modellen, toekomstscenario's en hun eigenschappen. En stem de input van modellen (bijvoorbeeld daar waar het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen) af op de beschrijving van de referentiesituatie. Maak zo nodig gebruik van bandbreedtes en scenario's.