De vormvrije m.e.r.-beoordeling: vereisten

In gevallen dat een be­sluit betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst kent de vormvrije mer-beoordeling in essentie twee mo­ge­lijk­e uitkomsten:

  • het is uitgesloten dat er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn.
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten; in dit geval is tenminste een mer-beoordeling nodig (bij besluiten) of noodzakelijk (bij een plan).

Overzicht

*Let op in sommige gevallen mag worden volstaan met een (informele) plan-mer-beoordeling.

Voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die onder de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets  wordt de term vormvrije mer-beoordeling gehanteerd.

Meer informatie vindt u op de webpagina Aanpak van de vormvrije mer-beoordeling.

Hier wordt ingegaan op enkele 'formele' aspecten van de vormvrije mer-beoordeling:

Waarom een vormvrije m.e.r.-beoordeling?

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is het gevolg van de uitspraak van het Europese hof over de manier waarop de EU-richtlijn in de Nederlandse regelgeving was geïmplementeerd. De essentie van die uitspraak is dat altijd m.e.r. noodzakelijk is als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten.

De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn. In bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Dat kan bijvoorbeeld doordat die activiteit in of bij een kwetsbaar gebied is gepland. Zo kan bijvoorbeeld in bepaalde gevoelige gebieden niet worden uitgesloten dat het bouwen van 1500 woningen (onder de gevalsgrens van 2000 woningen, categorie D 11.2) zal leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. In zo'n geval is dus een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r. noodzakelijk.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is bedoeld als waarborg dat in dergelijke gevallen de m.e.r.(-beoordelingsplicht) niet over het hoofd wordt gezien. Het ten onrechte niet doorlopen van een m.e.r. doet immers geen recht aan de bedoeling van m.e.r. en is een risico in de procedure.

In welke gevallen is de vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk?

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is altijd nodig als een besluit wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:

  • het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
  • de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de D-lijst).

Bij besluiten over activiteiten die niet op de D-lijst staan is de vormvrije m.e.r.-beoordeling dus niet nodig.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd bij activiteiten in kolom 1 van de D-lijst en de besluiten (kolom en 4) die daaraan zijn gekoppeld, in gevallen waarin de omvang beneden de drempelwaarde (kolom 2) ligt. Het kan gaan om besluiten op aanvraag (waarbij bevoegd gezag en initiatiefnemer niet gelijk zijn, bijvoorbeeld bij vergunningen) of besluiten waarbij bevoegd gezag en initiatiefnemer dezelfde zijn.

Waaraan toetsen?

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan vrijwel dezelfde procedurele vereisten als voor de (formele) m.e.r.-beoordeling (artikelen 7.16, 7.17, eerste tot en met vierde lid, 7.18, 7.19, eerste en tweede lid, en 7.20a van de Wm). Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:

  • Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld. Deze mag tegelijk met de aanvraag worden ingediend.
  • Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbeslissing nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden.

Het mer-beoordelingsbesluit kan worden genomen, nadat de aanvraag is ingediend. De aanvraag moet worden afgewezen als uit de mer-beoordeling blijkt dat een MER nodig is. De beslissing over de mer-beoordeling kan worden gemotiveerd bij het mer-beoordelingsplichtige besluit.

Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Deze worden ook gebruikt bij m.e.r.-beoordeling.

Voor het beoordelingskader bestaat vrijwel geen verschil tussen de vormvrije m.e.r.-beoordeling en de (formele) m.e.r.-beoordeling voor gevallen boven de drempelwaarde. Wel kan er een duidelijk verschil zijn tussen de diepgang waarmee een vormvrije m.e.r.-beoordeling en m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Daarop wordt ingegaan op de webpagina Aanpak van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Ook een activiteit onder de drempelwaarde kan aanzienlijke milieueffecten hebben.  Een voorbeeld hierbij: in grote delen van Nederland is de stikstofdepositie zo hoog dat de zogenaamde kritische depositie in gevoelige Natura 2000 gebieden al sterk wordt overschreden. Elke toename van de stikstofdepositie moet daardoor als een mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelen worden gezien. Dit maakt dat ook een activiteit die een in absolute termen een kleine toename van de stikstofdepositie tot gevolg heeft belangrijke nadelige gevolgen kan hebben. In zo'n geval zijn belangrijke nadelige milieugevolgen niet uitgesloten.

Een ander voorbeeld is de toename van recreatiescheepvaart door het aanleggen van een jachthaven bij een Vogelrichtlijngebied: ook een kleine toename kan, omdat ook andere jachthavens zijn gepland en er dus een cumulatie van effecten (verstoring) kan zijn, dan al belangrijke gevolgen hebben waardoor een m.e.r.-beoordeling wenselijk is.

Een derde voorbeeld: aan natuurgebieden kunnen instandhoudingsdoelen voor bepaalde vogelsoorten zijn gekoppeld. Een activiteit op afstand van zo'n gebied heeft mogelijk effect op die vogelsoorten, bijvoorbeeld door het verlies van foerageergebied of doordat vogels slachtoffer kunnen worden van windturbines.

Een vierde voorbeeld: het aanleggen van een industrieterrein van 10 ha, ver onder de drempelwaarde van 75 ha (categorie D 11.3), in de directe omgeving van een zeer gevoelig gebied) kan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben.

Een specifiek geval zijn windturbineparken. Een opstelling van 1 of 2 windturbines wordt niet beschouwd als een windturbinepark en voldoet dus niet aan de activiteitsomschrijving van kolom 1 van de D-lijst. Voor het plaatsen van 1 of 2 windturbines is de vormvrije m.e.r.-beoordeling dus niet nodig.

Wat gebeurt er met het resultaat van de vormvrije m.e.r.-beoordeling?

Binnen 6 weken na de mededeling van de initiatiefnemer neemt het bevoegd gezag een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit. Daarin zijn twee conclusies mogelijk:

  • Als belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden uitgesloten bestaat het resultaat van de vormvrije m.e.r.-beoordeling bij besluiten uit kolom 4 uit het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling met de procedureregels die boven de drempelwaarde gelden. Als initiatiefnemer en bevoegd gezag al na de vormvrije m.e.r.-beoordeling aan zien komen dat een m.e.r. noodzakelijk zal zijn, kan gezamenlijk of door de initiatiefnemer alleen besloten worden daar direct toe over te gaan.
  • Als de vormvrije m.e.r.-beoordeling als resultaat heeft dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten dan moet het bevoegd gezag dit in haar vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing toelichten.

De vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing wordt opgenomen in het ontwerp van het moederbesluit of -plan. Op het ontwerp is, volgens de procedurevereisten van het moederbesluit, inspraak mogelijk. In gevallen dat ook met een voorontwerp wordt gewerkt kan het vormvrije m.e.r.-beoordelingsbesissing ook daarin worden opgenomen.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling staat daarmee in die procedure voor het moederbesluit open voor reacties: in de zienswijzen kan ook worden ingegaan op de vormvrije m.e.r.-beoordeling en de beslissing dat het bevoegd gezag daarover heeft genomen. Bij activiteiten die leiden tot veel maatschappelijke discussie kan er op worden gerekend dat de vormvrije m.e.r.-beoordeling in de zienswijzenprocedure wordt aangegrepen om kritiek uit te oefenen op de voorgenomen activiteit(en). Dit kan een factor zijn die mede bepalend is voor de diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Wie voert de vormvrije m.e.r.-beoordeling uit? Wie is verantwoordelijk?

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is uiteindelijk een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Dit moet voor activiteiten beneden de drempelwaarden nagaan en motiveren of er - op basis van alle relevante (Europese) criteria- belangrijke negatieve milieugevolgen zijn uit sluiten. De motivering moet worden opgenomen in het vormvrij m.e.r.-beoordelingsbeslissing.  Wie de vormvrije m.e.r.-beoordeling in de praktijk daadwerkelijk uitvoert (initiatiefnemer of bevoegd gezag) ligt niet op voorhand vast, maar het is toch het bevoegd gezag dat met de conclusies van de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet instemmen. Hierop wordt verder ingegaan op de webpagina Aanpak van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Hoe werkt het bij kaderstellende plannen?

Bij kaderstellende plannen dient van alle activiteiten waarvoor kaders worden gesteld, te worden getoetst of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen zijn. Als bij tenminste één activiteit niet kan worden uitgesloten dat er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden bestaat de verplichting om een plan-m.e.r. uit voeren.  In sommige gevallen mag er een plan-mer-beoordeling worden uitgevoerd. Namelijk als het plan enkel gaat over kleine gebieden of over kleine wijzigingen.

Kaderstellende plannen en plan-m.e.r. bieden daarnaast ook de mogelijkheid voor een informele plan-m.e.r.-beoordeling. In een kaderstellend plan kan (zo mogelijk op basis van een plan-MER) al worden beschreven in hoeverre de activiteiten waarvoor dat plan de kaders vormt, zullen leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Aan een kaderstellend plan kan zodoende geheel of gedeeltelijk de functie worden gegeven van de vormvrije m.e.r.-beoordeling van vervolgbesluiten. Door hieraan aandacht te besteden in het kaderstellende plan (en zo mogelijk ook in een plan-MER dat daarvoor wordt opgesteld) kunnen de volgende vormvrije m.e.r.-beoordelingen (voor de vervolgbesluiten waarvoor het plan de kaders stelt) gemakkelijker worden uitgevoerd.

Bij ruimtelijke plannen kan het zo zijn dat een plan kaderstellend is voor meerdere activiteiten die vragen om een m.e.r.-beoordeling onder de drempels in de D-lijst. In zo'n geval moet de beoordeling per activiteit worden uitgevoerd. In principe kan dat voor die activiteiten afzonderlijk, maar uiteraard moet wel (volgens de criteria uit de EU-richtlijn) ook rekening worden gehouden met mogelijke cumulatie.

Bij plannen gelden andere regels voor vormvrije m.e.r-beoordeling

Voor plannen is de m.e.r.-beoordeling voor activiteiten onder de drempel in de D-lijst echt vormvrij. In het uiteindelijke moederbesluit moet de beslissing over het wel of niet uitvoeren van een m.e.r. worden gemotiveerd. Verder gelden er geen andere wettelijke eisen.




Bijlage III

Bijlage III (van de Europese richtlijn 2011/92/EU)

In artikel 4, lid 3, bedoelde selectiecriteria:

1. Kenmerken van de projecten
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • de omvang van het project,
  • de cumulatie met andere projecten,
  • het gebruik van natuurlijke hulpbronnen,
  • de productie van afvalstoffen,
  • verontreiniging en hinder,
  • risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.

2. Plaats van de projecten:
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik,
  • de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied,
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
    a. wetlands
    b. kustgebieden
    c. berg- en bosgebieden
    d. reservaten en natuurparken
    e. gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen volgens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn)
    f. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen over milieukwaliteit reeds worden overschreden;
    g. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid
    h. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang

3. Kenmerken van het potentiële effect
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking),
  • het grensoverschrijdende karakter van het effect
  • 'de waarschijnlijkheid van het effect,
  • de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.