Slim vervlechten in bijzondere situaties

Combi-m.e.r.: inhoudelijke afstemming en procedurele coördinatie

In de praktijk kan het voorkomen dat m.e.r. wordt doorlopen voor meerdere moederprocedures en -besluiten. In dergelijke gevallen is het cruciaal de m.e.r. inhoudelijk zo in te richten dat het MER de relevante informatie genereert voor de verschillende moederbesluiten. Dit begint uiteraard bij het afbakenen van de reikwijdte & detailniveau in het voortraject. Het is van belang in de voorfase terug te redeneren: welke informatie is nodig voor de verschillende moederbesluiten en wat moet dus worden onderzocht?

Zijn er tegelijk verschillende moederprocedures aan de orde, dan is er in veel gevallen ook sprake van verschillende bevoegde bestuursorganen. Deze bevoegde bestuursorganen moeten hun werkzaamheden inhoudelijk, maar ook procedureel op elkaar afstemmen. Hoofdstuk 14 Wm biedt hiertoe regelingen voor coördinatie van m.e.r.-procedures. Kortom, zijn meerdere moederprocedures bij m.e.r. aan de orde informeer u dan goed over de wettelijke coördinatiemogelijkheden/-verplichtingen.

In de praktijk is regelmatig zichtbaar dat er bij meerdere moederbesluiten in onderlinge afstemming tussen de bevoegde bestuursorganen één instantie als coördinerend bevoegd gezag wordt aangewezen. Dat voorkomt dat procedures om welke reden dan ook uit elkaar gaan lopen, er in de afstemming fouten worden gemaakt of er onduidelijkheid ontstaat bij burgers en belanghebbenden. De bevoegde bestuursorganen moeten als het ware met één mond spreken, en zo veel mogelijk gezamenlijk optreden. Dat geldt in elk geval bij formele stappen zoals de kennisgeving, het inwinnen van zienswijzen, het consulteren van adviseurs en het ter inzage leggen van het MER.

Getrapte m.e.r.: m.e.r. inzetten bij cruciale stappen

Het komt voor dat er voor de realisatie van een bepaalde activiteit achtereenvolgens meerdere m.e.r.-procedures en besluiten noodzakelijk zijn. Een voorbeeld hiervan is hieronder weergegeven:

  • eerst een MER voor de locatiekeuze van een bedrijventerrein, te verankeren in de provinciale structuurvisie;
  • daarna een MER voor de inrichting van het bedrijventerrein, te verankeren in het gemeentelijke bestemmingsplan;
  • ten slotte een MER voor de Wm-vergunning voor de oprichting van een (m.e.r.-plichtig) bedrijf op het bedrijventerrein.

In dergelijke gevallen spreken we van een getrapte m.e.r.-procedure en besluitvorming. In dergelijke situaties wordt van grof naar fijn gewerkt. Inhoudelijk gezien draait het dan bijvoorbeeld achtereenvolgens om de volgende kwesties:

  • Locatie(s): waar en waarom daar? Waar komt het nieuwe bedrijventerrein, wat zijn de voor- en nadelen van die locatie, enzovoort?
  • Inrichting: hoe richten we het geheel in? Welke milieucategorieën laten we toe, welke type bedrijf komt waar, welke aanvullende voorzieningen zijn benodigd, enzovoort?
  • Specifieke eisen: wat zijn specifieke eisen aan deze locatie en inrichting voor het bedrijf? Hoe werken milieuaspecten op deze specifieke locatie door en welke aanvullende maatregelen kunnen worden geselecteerd en uitgevoerd?

Het voordeel van een getrapte m.e.r. is de mogelijkheid om op voorhand systematisch in kaart te brengen welke soorten kwesties op welk moment uitwerking behoeven. Dat begint telkens bij een zeer scherpe definiëring van de reikwijdte en detailniveau voor ieder achtereenvolgend MER en eindigt met een duidelijke handreiking voor het daarop volgende m.e.r..

Praktisch gezien is het wel een vereiste dat de betrokken instanties heldere afspraken maken over de rolverdeling: welke overheidinstantie neemt op welk moment het voortouw door als initiatiefnemer en/of bevoegd gezag op te treden. Wees u in ieder geval bewust van het feit dat er na uw m.e.r. wellicht nog een m.e.r. door een lagere overheid gemaakt moet worden of dat er nog een m.e.r. in de beperkte procedure voor een milieuvergunning doorlopen moet worden.

Efficiënt gebruik van eerdere MER'en

Bij een plan of project dat voortkomt uit eerdere besluiten is het zaak niet in herhaling van zetten te vervallen. U moet in zo'n geval bijvoorbeeld de informatie over nut en noodzaak van het plan of project niet op zo'n manier presenteren dat de indruk ontstaat dat nut en noodzaak nog niet eerder zijn vastgesteld. Beter is het om kort aan te geven welke uitgangssituatie de eerdere besluitvorming heeft opgeleverd: ‘Dát realisatie van een nieuw glastuinbouwgebied van X hectare in regio Y wenselijk is, is vastgelegd in plan Z. Bij de besluitvorming die op dit moment aan de orde is, staat de vraag centraal welke specifieke locatie binnen regio Y het meest geschikt is en aan welke concrete eisen de inrichting van het glastuinbouwgebied moet gaan voldoen.'

Uw MER mag verwijzen naar een eerder MER. Voorwaarde is wel dat in het betreffende plan geen (nieuwe) keuzes worden gemaakt en hieraan geen wezenlijk nieuwe aspecten worden toegevoegd. Bij verwijzing naar een eerder plan en het daarbij behorende MER moet worden gecheckt of de hierin gepresenteerde milieu-informatie nog actueel is, met andere woorden: of er zich in de tussentijd geen wijzigingen hebben voorgedaan die relevant zijn voor het te nemen besluit.