Invulling van de rol van initiatiefnemer in het voortraject

De beperkte m.e.r.-procedure is van toepassing bij projecten waarbij de initiatiefnemer over het algemeen een ander is dan het bevoegd gezag. De procedure start dan formeel door een melding door de initiatiefnemer aan het bevoegd gezag.

U vindt hier informatie over:

Weinig tijd voor het opstellen van een advies over de inhoud van het MER

Na ontvangst van de melding ontstaat een drukke periode voor het bevoegd gezag. Bij de start van de procedure heeft het bevoegd gezag een periode van maximaal 12 weken (zes weken plus maximaal zes weken verlenging) voor het afgeven van een advies over de inhoud van het MER. In deze periode moet het bevoegd gezag (als niet om advies is gevraagd) een keuze maken over het afgeven van een advies over reikwijdte & detailniveau, adviseurs raadplegen en overleg plegen met de initiatiefnemer. Ook kan een besluit over het advies door het bevoegd gezag (veelal het dagelijks bestuur, dus B&W of GS) nog tijd vragen.

In veel gevallen zal het zeer lastig blijken een advies over reikwijdte & detailniveau op tijd af te geven. Het is dus aan te bevelen om naar mogelijk­heden te zoeken om het afgeven van een advies wel tijdig te laten plaatsvinden. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de initiatiefnemer.

Actieve opstelling voorafgaand aan de melding

In het kader van vergunningenprocedures is het nuttig gebleken en dus gebruikelijk dat, voorafgaand aan de feitelijke indiening van een vergunningaanvraag, vooroverleg plaatsvindt tussen vergunningaanvrager en bevoegd gezag. Het vooroverleg heeft als doel om een zo goed mogelijke, ontvankelijke vergunning­aanvraag op te stellen zodat de procedure vlot kan worden doorlopen.

Als u als initiatiefnemer constateert dat voor uw voorgenomen activiteit naast vergunningen ook een m.e.r. noodzakelijk is, is het raadzaam daarover - bijvoorbeeld samen met het vooroverleg over de vergunningen - overleg met het bevoegd gezag te starten. In dit overleg - vaak zal het overigens gaan om een aantal overlegmomenten - kunnen concrete afspraken worden gemaakt over de informatie de initiatiefnemer bij zijn melding moet voegen. Een belangrijke functie van vooroverleg is het bespreken van de te onderzoeken alternatieven en de uit te voeren milieuonderzoeken. Daarbij kan afstemming plaatsvinden met de vragen die vanwege de vergunningenprocedure moeten worden beantwoord.

Bij voorkeur dient de initiatiefnemer een mededeling op te stellen, die voor het bevoegd gezag bruikbaar is om tijdig een advies over reikwijdte & detailniveau te kunnen afgeven. De initiatiefnemer kan bijvoor­beeld beschrijven wat het doel is van het project, hoe hij zelf de speelruimte voor alter­natieven voor zich ziet en welke milieu-informatie zal worden verzameld. Ook kan een samenvatting worden opgenomen van reeds uitgevoerde onderzoeken; denk hierbij bijvoorbeeld aan een haalbaarheids­onderzoek. Een dergelijk stuk kan door het bevoegd gezag worden gebruikt om adviezen te vragen aan de adviseurs en betrokken overheidsinstanties. De initiatiefnemer heeft er vanzelfsprekend baat bij wanneer de zienswijzen en de reacties van adviseurs en bestuurs­organen bruikbare aanknopings­punten voor het te verrichten onderzoek opleveren.

Een apart aandachtspunt is dat het in alle gevallen van belang is om reeds bij het vooroverleg na te gaan of een passende beoordeling benodigd is. Dit kan namelijk bepalend zijn of het project onder de beperkte of uitgebreide procedure valt.

Vraag advies over reikwijdte & detailniveau aan het bevoegd gezag

Het staat initiatiefnemers vrij om het bevoegd gezag te vragen een advies te geven over reikwijdte & detailniveau. Hoewel dit niet verplicht is, is het wél aan te bevelen een dergelijk advies te vragen. Dit geeft voor beide partijen duidelijkheid en het kan voorkomen dat een MER wordt opgesteld dat niet de informatie bevat die naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk is. Daarbij kan het advies, middels de raadpleging in de voorfase van het m.e.r. bijdragen aan het creëren van draagvlak (zie webpagina's Participatie).