Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten

De initiatiefnemer van een activiteit die m.e.r.-beoordelingsplichtig is, moet dat voornemen schriftelijk sturen naar het bevoegd gezag. Deze stap is geregeld in art. 7.16 Wm en is niet nodig als het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is. De mededeling is vormvrij, maar vindt doorgaans plaats in de vorm van een zogenoemde aanmeldingsnotitie. In een dergelijke aanmeldingsnotitie wordt de informatie opgenomen op basis waarvan het bevoegd gezag kan bepalen of al dan niet de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Daarbij moet worden aangesloten bij de beoordelingscriteria van bijlage III bij de Europese richtlijn.

1. Kenmerken van de projecten

Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • de omvang van het project,
  • de cumulatie met andere projecten,
  • gebruik van natuurlijke hulpbronnen,
  • de productie van afvalstoffen,
  • verontreiniging en hinder,
  • het risico van zware ongevallen en/of rampen, waaronder rampen door klimaatverandering,
  • risico's voor de menselijke gezondheid.

2. Plaats van de projecten

Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik,
  • relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied,
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
    • wetlands
    • kustgebieden
    • berg- en bosgebieden
    • reservaten en natuurparken
    • gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen volgens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn
    • gebieden waar de milieukwaliteitsnormen al niet worden nagekomen
    • gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid
    • landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang

3. Kenmerken van het potentiële effect

Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (bijvoorbeeld geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden),
  • de aard van het effect,
  • het grensoverschrijdend karakter van het effect,
  • de intensiteit en de complexiteit van het effect,
  • de waarschijnlijkheid van het effect,
  • de verwachte aanvang, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect,
  • de cumulatie van effecten met de effecten van andere projecten,
  • de mogelijkheid om de effecten doeltreffend te verminderen.